Statenvertaling.nl

sample header image

2 Koningen 11 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

2 Koningen 11

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

Athália’s regering en dood
1 TOEN nu Athália, ade moeder van Aházia, zag dat haar zoon dood was, zo maakte zij zich op en bracht al het koninklijke zaad om. a 2 Kron. 22:10. verwijsteksten
2 Maar Joséba, de dochter van den koning Joram, de zuster van Aházia, nam Joas, den zoon van Aházia, en stal hem uit het midden van des konings zonen die gedood werden, zettende hem en zijn voedster in een slaapkamer; en zij verborgen hem voor Athália, dat hij niet gedood werd.
3 En hij was met haar verstoken in het huis des HEEREN zes jaren; en Athália regeerde over het land.
4 In het bzevende jaar nu zond Jójada en nam de oversten van honderd met de hoofdmannen en met de trawanten, en hij bracht hen tot zich in het huis des HEEREN; en hij maakte een verbond met hen en hij beëdigde hen in het huis des HEEREN, en hij toonde hun den zoon des konings. b 2 Kron. 23:1. verwijsteksten
5 En hij gebood hun, zeggende: Dit is de zaak die gij doen zult: een derde deel van u, die op den sabbat ingaan, zullen de wacht waarnemen van het huis des konings;
6 En een derde deel zal zijn aan de poort Sur, en een derde deel aan de poort achter de trawanten; zo zult gij waarnemen de wacht van dit huis tegen inbreking.
7 En de twee delen van ulieden, allen die op den sabbat uitgaan, die zullen de wacht van het huis des HEEREN waarnemen bij den koning.
8 En gij zult den koning rondom omsingelen, eenieder met zijn wapenen in zijn hand, en hij die tussen de ordeningen intreedt, zal gedood worden; en zijt gij bij den koning, als hij uitgaat en als hij inkomt.
9 cDe oversten dan van honderd deden naar al wat de priester Jójada geboden had en namen ieder zijn mannen die op den sabbat ingingen, met degenen die op den sabbat uitgingen; en zij kwamen tot den priester Jójada. c 2 Kron. 23:8. verwijsteksten
10 En de priester gaf den oversten van honderd de spiesen en de schilden die van den koning David geweest waren, die in het huis des HEEREN waren.
11 En de trawanten stonden, ieder met zijn wapenen in zijn hand, van de rechterzijde van het huis tot de linkerzijde van het huis, naar het altaar en naar het huis toe, bij den koning rondom.
12 Daarna bracht hij des konings zoon voor en zette hem de kroon op en gaf hem de getuigenis; en zij maakten hem koning en zalfden hem; daartoe klapten zij met de handen en zeiden: De koning leve!
13 Toen Athália hoorde de stem der trawanten en des volks, zo kwam zij tot het volk in het huis des HEEREN.
14 En zij zag toe, en zie, de koning stond bij den pilaar, naar de wijze, en de oversten en de trompetten bij den koning; en al het volk des lands was blijde en blies met trompetten. Toen verscheurde Athália haar klederen, en zij riep: Verraad, verraad!
15 Maar de priester Jójada gebood den oversten van honderd, die over het heir gesteld waren, en zeide tot hen: Brengt haar uit tot buiten de ordeningen en doodt wie haar volgt, met het zwaard. Want de priester had gezegd: Laat haar in het huis des HEEREN niet gedood worden.
16 En zij legden de handen aan haar, en zij ging den weg van den ingang der paarden naar het huis des konings; en zij werd daar gedood.
17 dEn Jójada maakte een verbond tussen den HEERE en tussen den koning en tussen het volk, dat het den HEERE tot een volk zou zijn; mitsgaders tussen den koning en tussen het volk. d 2 Kron. 23:16. verwijsteksten
18 Daarna ging al het volk des lands in het huis van Baäl en braken dat af; zijn altaren en zijn beelden verbraken zij recht wel; en Mattan, den priester van Baäl, sloegen zij dood voor de altaren. De priester nu bestelde de ambten in het huis des HEEREN.
19 En hij nam de oversten van honderd en de hoofdmannen en de trawanten en al het volk des lands; en zij brachten den koning af uit het huis des HEEREN en kwamen door den weg van de poort der trawanten tot het huis des konings; en hij zat op den troon der koningen.
20 En al het volk des lands was blijde en de stad werd stil, nadat zij Athália met het zwaard gedood hadden bij des konings huis.
21 Joas was zeven jaar oud toen hij koning werd.

Einde 2 Koningen 11