Statenvertaling.nl

sample header image

1 Koningen 4 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

1 Koningen 4

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

1 ALZO was de koning Sálomo koning over gans Israël.
2 En dezen waren de vorsten die hij had: Azária, de zoon van Zadok, was opperambtman.
3 Elihóref en Ahía, de zonen van Sisa, waren schrijvers; Jósafat, de zoon van Ahílud, was kanselier.
4 En Benája, de zoon van Jójada, was over het heir; en Zadok en Abjathar waren priesters.
5 En Azária, de zoon van Nathan, was over de bestelmeesters; en Zabud, de zoon van Nathan, was overambtman, des konings vriend.
6 En Ahísar was hofmeester; en Adoníram, de zoon van Abda, was over de schatting.
7 En Sálomo had twaalf bestelmeesters over gans Israël, die den koning en zijn huis verzorgden; voor elkeen was een maand in het jaar om te verzorgen.
8 En dit zijn hun namen: de zoon van Hur was in het gebergte van Efraïm.
9 De zoon van Deker in Makaz en in Saälbim en Beth-Sémes, en Elon-Beth-Hanan.
10 De zoon van Hésed in Arubbôth; hij had daartoe Socho en het ganse land Hefer.
11 De zoon van Abinádab had de ganse landstreek van Dor; deze had Tafath, de dochter van Sálomo, tot een vrouw.
12 Báëna, de zoon van Ahílud, had Tháänach en Megiddo, en het ganse Beth-Sean, hetwelk is bij Zartána, beneden van Jizreël, van Beth-Sean af tot Abel-Mehóla, tot op gene zijde van Jokmeam.
13 De zoon van Geber was te Ramoth in Gilead; hij had de dorpen van Jaïr, den zoon van Manasse, die in Gilead zijn; ook had hij de streek van Argob, welke is in Basan, zestig grote steden met muren en koperen grendels.
14 Ahinádab, de zoon van Iddo, was te Mahanáïm.
15 Ahimáäz was in Naftali; deze nam ook Sálomo’s dochter Basmath ter vrouw.
16 Báëna, de zoon van Husai, was in Aser en in Aloth.
17 Jósafat, de zoon van Parúah, in Issaschar.
18 Simeï, de zoon van Ela, in Benjamin.
19 Geber, de zoon van Uri, was in het land Gilead, het land van Sihon, den koning der Amorieten, en van Og, den koning van Basan, en was de enige bestelmeester die in dat land was.
20 Juda nu en Israël waren velen, als zand dat aan de zee is in menigte, etende en drinkende en blijde zijnde.
21 En Sálomo was heersende over al de koninkrijken van de rivier tot het land der Filistijnen en tot aan de landpale van Egypte; die brachten geschenken en dienden Sálomo al de dagen zijns levens.
22 De spijze nu van Sálomo was voor één dag: dertig kor meelbloem, en zestig kor meel;
23 Tien vette runderen en twintig weiderunderen en honderd schapen, uitgenomen de herten en reeën en buffels en gemeste vogels.
24 Want hij had heerschappij over al wat op deze zijde der rivier was, van Tifsah tot aan Gaza, over alle koningen op deze zijde der rivier; en hij had vrede van al zijn zijden rondom.
25 En Juda en Israël woonden zeker, een iegelijk onder zijn wijnstok en onder zijn vijgenboom, van Dan tot Berséba, al de dagen van Sálomo.
26 Sálomo had ook veertigduizend paardenstallen tot zijn wagens, en twaalfduizend ruiters.
27 Die bestelmeesters nu, eenieder in zijn maand, verzorgden den koning Sálomo en al degenen die tot de tafel van den koning Sálomo naderden; zij lieten geen ding ontbreken.
28 De gerst nu en het stro voor de paarden en voor de snelle kemels brachten zij aan de plaats waar hij was, een iegelijk naar zijn last.
29 En God gaf Sálomo wijsheid en zeer veel verstand, en een wijd begrip des harten, gelijk zand dat aan den oever der zee is.
30 En de wijsheid van Sálomo was groter dan de wijsheid van al die van het oosten, en dan alle wijsheid der Egyptenaars;
31 Ja, hij was wijzer dan alle mensen, dan Ethan, de Ezrahiet, en Heman en Chalcol en Darda, de zonen van Mahol; en zijn naam was onder alle heidenen rondom.
32 En hij sprak drieduizend spreuken; daartoe waren zijn liederen duizend en vijf.
33 Hij sprak ook van de bomen, van den cederboom af die op den Libanon is, tot op de hysop die aan den wand uitwast; hij sprak ook van het vee en van het gevogelte en van de kruipende dieren en van de vissen.
34 En van alle volken kwamen er om Sálomo’s wijsheid te horen, van alle koningen der aarde, die van zijn wijsheid gehoord hadden.

Einde 1 Koningen 4