Statenvertaling.nl

sample header image

2 Samuël 8 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

2 Samuël 8

Dit hoofdstuk voorgelezen (v):

 

1 EN het geschiedde daarna, dat David de Filistijnen sloeg en bracht hen ten onder; en David nam Meteg-Amma uit der Filistijnen hand.
2 Ook sloeg hij de Moabieten en mat hen met een snoer, doende hen ter aarde nederliggen; en hij mat met twee snoeren om te doden en met een vol snoer om in het leven te laten. Alzo werden de Moabieten David tot knechten, brengende geschenken.
3 David sloeg ook Hadad-ézer, den zoon van Rechob, den koning van Zoba, toen hij heentoog om zijn hand te wenden naar de rivier Frath.
4 En David nam hem duizend wagens af en zevenhonderd ruiters en twintigduizend man te voet; en David ontzenuwde alle wagenpaarden en hield daarvan honderd wagens over.
5 En de Syriërs van Damascus kwamen om Hadad-ézer, den koning van Zoba, te helpen; maar David sloeg van de Syriërs twee en twintig duizend man.
6 En David legde bezettingen in Syrië van Damascus, en de Syriërs werden David tot knechten, brengende geschenken; en de HEERE behoedde David overal waar hij heen toog.
7 En David nam de gouden schilden die bij Hadad-ézers knechten geweest waren, en bracht ze te Jeruzalem.
8 Daartoe nam de koning David zeer veel koper uit Betach en uit Beróthai, steden van Hadad-ézer.
9 Als nu Thoï, de koning van Hamath, hoorde dat David het ganse heir van Hadad-ézer geslagen had,
10 Zo zond Thoï zijn zoon Joram tot den koning David om hem te vragen naar zijn welstand en om hem te zegenen, vanwege dat hij tegen Hadad-ézer gekrijgd en hem geslagen had (want Hadad-ézer voerde steeds krijg tegen Thoï); en in zijn hand waren zilveren vaten en gouden vaten en koperen vaten;
11 Welke de koning David ook den HEERE heiligde, met het zilver en het goud, dat hij geheiligd had van alle heidenen die hij zich onderworpen had:
12 Van Syrië en van Moab en van de kinderen Ammons en van de Filistijnen en van Amalek, en van den roof van Hadad-ézer, den zoon van Rechob, den koning van Zoba.
13 Ook maakte zich David een naam, als hij wederkwam, nadat hij de Syriërs geslagen had, in het Zoutdal, achttienduizend.
14 En hij legde bezettingen in Edom; in gans Edom legde hij bezettingen, en alle Edomieten werden David tot knechten; en de HEERE behoedde David overal waar hij heen toog.
15 Alzo regeerde David over gans Israël, en David deed zijn ganse volk recht en gerechtigheid.
16 Joab nu, de zoon van Zerúja, was over het heir; en Jósafat, zoon van Ahílud, was kanselier.
17 En Zadok, Ahítubs zoon, en Achimélech, Abjathars zoon, waren priesters; en Serája was schrijver.
18 Er was ook Benája, zoon van Jójada, met de Krethi en de Plethi; maar Davids zonen waren prinsen.

Einde 2 Samuël 8