Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 EN Adam bekende Eva, zijn huisvrouw; en zij werd zwanger en baarde Kaïn, en zeide: Ik heb een man van den HEERE verkregen. |
2 En zij voer voort te baren zijn broeder Abel; en Abel werd een schaapherder, en Kaïn werd een landbouwer. |
3 En het geschiedde ten einde van enige dagen, dat Kaïn van de vrucht des lands den HEERE offer bracht. |
4 En Abel, die bracht ook van de eerstgeborenen zijner schapen en van hun vet. En de HEERE zag Abel en zijn offer aan; |
5 Maar Kaïn en zijn offer zag Hij niet aan. Toen ontstak Kaïn zeer en zijn aangezicht verviel. |
6 En de HEERE zeide tot Kaïn: Waarom zijt gij ontstoken en waarom is uw aangezicht vervallen? |
7 Is er niet, indien gij wel doet, verhoging? En zo gij niet wel doet, de zonde ligt aan de deur. Zijn begeerte is toch tot u, en gij zult over hem heersen. |
8 En Kaïn sprak met zijn broeder Abel; en het geschiedde als zij in het veld waren, dat Kaïn tegen zijn broeder Abel opstond, en sloeg hem dood. |
9 En de HEERE zeide tot Kaïn: Waar is Abel, uw broeder? En hij zeide: Ik weet het niet; ben ik mijns broeders hoeder? |
10 En Hij zeide: Wat hebt gij gedaan? Daar is een stem des bloeds van uw broeder, dat tot Mij roept van den aardbodem. |
11 En nu zijt gij vervloekt; van den aardbodem, die zijn mond heeft opengedaan om uws broeders bloed van uw hand te ontvangen. |
12 Als gij den aardbodem bouwen zult, hij zal u zijn vermogen niet meer geven; gij zult zwervende en dolende zijn op aarde. |
13 En Kaïn zeide tot den HEERE: Mijn misdaad is groter dan dat zij vergeven worde. |
14 Zie, Gij hebt mij heden verdreven van den aardbodem, en ik zal voor Uw aangezicht verborgen zijn; en ik zal zwervende en dolende zijn op de aarde, en het zal geschieden, dat al wie mij vindt, mij zal doodslaan. |
15 Doch de HEERE zeide tot hem: Daarom, al wie Kaïn doodslaat, zal zevenvoudig gewroken worden. En de HEERE stelde een teken aan Kaïn, opdat hem niet versloeg al wie hem vond. |
16 En Kaïn ging uit van het aangezicht des HEEREN; en hij woonde in het land Nod, ten oosten van Eden. |
17 En Kaïn bekende zijn huisvrouw, en zij werd bevrucht en baarde Henoch; en hij bouwde een stad en noemde den naam derzelver stad naar den naam zijns zoons Henoch. |
18 En aan Henoch werd Hirad geboren, en Hirad gewon Mechújaël, en Mechújaël gewon Methúsaël, en Methúsaël gewon Lamech. |
19 En Lamech nam zich twee vrouwen: de naam van de eerste was Ada, en de naam van de andere Zilla. |
20 En Ada baarde Jabal; deze is geweest een vader dergenen die tenten bewoonden en vee hadden. |
21 En de naam zijns broeders was Jubal; deze was de vader van allen die harpen en orgelen handelen. |
22 En Zilla, die baarde ook Túbal-Kaïn, een leermeester van allen werker in koper en ijzer; en de zuster van Túbal-Kaïn was Naëma. |
23 En Lamech zeide tot zijn vrouwen Ada en Zilla: Hoort mijn stem, gij vrouwen van Lamech, neemt ter ore mijn rede. Voorwaar, ik sloeg wel een man dood om mijn wonde, en een jongeling om mijn buile; |
24 Want Kaïn zal zevenvoudig gewroken worden, maar Lamech zeventigmaal zevenmaal. |
25 En Adam bekende wederom zijn huisvrouw en zij baarde een zoon, en zij noemde zijn naam Seth; want God heeft mij, sprak zij, een ander zaad gezet voor Abel, want Kaïn heeft hem doodgeslagen. |
26 En denzelven Seth werd ook een zoon geboren, en hij noemde zijn naam Enos. Toen begon men den Naam des HEEREN aan te roepen. |