Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
De zondeval |
1 DE slang nu was listiger dan al het gedierte des velds, hetwelk de HEERE God gemaakt had; en zij zeide tot de vrouw: Is het ook dat God gezegd heeft: Gijlieden zult niet eten van allen boom dezes hofs? |
2 En de vrouw zeide tot de slang: Van de vrucht der bomen dezes hofs zullen wij eten; |
3 Maar van de vrucht des booms die in het midden des hofs is, heeft God gezegd: Gij zult van die niet eten, noch die aanroeren, opdat gij niet sterft. |
4 Toen zeide de slang atot de vrouw: Gijlieden zult den dood niet sterven; a 2 Kor. 11:3. |
a 2 Kor. 11:3 Doch ik vrees dat niet enigszins, gelijk de slang Eva door haar arglistigheid bedrogen heeft, alzo uw zinnen bedorven worden, om af te wijken
van de eenvoudigheid die in Christus is. |
5 Maar bGod weet, dat ten dage als gij daarvan eet, zo zullen uw ogen geopend worden; en gij zult als God wezen, kennende het goed en het kwaad. b Joh. 8:44. |
b Joh. 8:44 Gij zijt uit den vader den duivel, en wilt de begeerten uws vaders doen. Die was een mensenmoorder van den beginne, en is in de waarheid niet staande gebleven; want geen waarheid is in hem. Wanneer hij de leugen spreekt, zo spreekt hij uit zijn eigen; want hij is een leugenaar en de vader derzelve leugen. |
6 En de vrouw zag dat die boom goed was tot spijze, en dat hij een lust was voor de ogen, ja, een boom die begeerlijk was om verstandig te maken; en zij nam van zijn vrucht en at; en zij gaf ook haar man met haar, cen hij at. c Rom. 5:12, 14, 15. 1 Tim. 2:14. |
c Rom. 5:12 Daarom, gelijk door één mens de zonde in de wereld ingekomen is, en door de zonde de dood, en alzo de dood tot alle mensen doorgegaan is, in welken allen gezondigd hebben. Rom. 5:14 Maar de dood heeft geheerst van Adam tot Mozes toe, ook over degenen die niet gezondigd hadden in de gelijkheid der overtreding van Adam, welke een voorbeeld is Desgenen Die komen zou. Rom. 5:15 Doch niet gelijk de misdaad, alzo is ook de genadegift. Want indien door de misdaad van één velen gestorven zijn, zo is veel meer de genade Gods en de gave door de genade, die daar is van één Mens, Jezus Christus, overvloedig geweest over velen. 1 Tim. 2:14 En Adam is niet verleid geworden, maar de vrouw verleid zijnde, is in overtreding geweest. |
7 Toen werden hun beider ogen geopend, en zij werden gewaar dat zij dnaakt waren; en zij hechtten vijgenboombladeren tezamen en maakten zich schorten. d Gen. 2:25. |
d Gen. 2:25 En zij waren beiden naakt, Adam en zijn vrouw; en zij schaamden zich niet. |
8 En zij hoorden de stem van den HEERE God, wandelende in den hof, aan den wind des daags. Toen verborg zich Adam en zijn vrouw voor het aangezicht van den HEERE God in het midden van het geboomte des hofs. |
9 En de HEERE God riep Adam en zeide tot hem: Waar zijt gij? |
10 En hij zeide: Ik hoorde Uw stem in den hof, en ik vreesde, want ik ben naakt; daarom verborg ik mij. |
11 En Hij zeide: Wie heeft u te kennen gegeven, dat gij naakt zijt? Hebt gij van dien boom gegeten, van welken Ik u gebood dat gij daarvan niet eten zoudt? |
12 Toen zeide Adam: De vrouw, die Gij bij mij gegeven hebt, die heeft mij van dien boom gegeven, en ik heb gegeten. |
13 En de HEERE God zeide tot de vrouw: Wat is dit, dat gij gedaan hebt? En de vrouw zeide: eDe slang heeft mij bedrogen, en ik heb gegeten. e Openb. 12:13. |
e Openb. 12:13 En toen de draak zag dat hij op de aarde geworpen was, zo heeft hij de vrouw vervolgd die het Manneken gebaard had. |
14 Toen zeide de HEERE God tot de slang: Dewijl gij dit gedaan hebt, zo zijt gij vervloekt boven al het vee en boven al het gedierte des velds; op uw buik zult gij gaan en stof zult gij eten al de dagen uws levens. |
15 En Ik zal fvijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar Zaad; gDatzelve zal u den kop vermorzelen, en gij zult Het de verzenen vermorzelen. f Matth. 4:1. g Kol. 2:15. |
f Matth. 4:1 TOEN werd Jezus van den Geest weggeleid in de woestijn, om verzocht te worden van den duivel. g Kol. 2:15 En
de overheden en de machten uitgetogen hebbende, heeft Hij die in het openbaar tentoongesteld, en heeft door hetzelve over hen getriomfeerd. |
16 Tot de vrouw zeide Hij: Ik zal zeer vermenigvuldigen uw smart, namelijk uwer dracht; met smart zult gij kinderen baren; en tot uw man zal uw begeerte zijn, hen hij zal over u heerschappij hebben. h 1 Kor. 14:34. 1 Tim. 2:11, 12. Tit. 2:5. 1 Petr. 3:6. |
h 1 Kor. 14:34 Dat uw vrouwen in de gemeenten zwijgen; want het is haar niet toegelaten te spreken, maar bevolen onderworpen te zijn, gelijk ook de Wet zegt. 1 Tim. 2:11 Een vrouw late zich leren in stilheid, in alle onderdanigheid. 1 Tim. 2:12 Doch ik laat de vrouw niet toe dat zij lere, noch over den man heerse, maar wil dat zij in stilheid zij. Tit. 2:5 Matig te zijn, kuis te zijn, het huis te bewaren, goed te zijn, haar eigen mannen onderdanig te zijn, opdat het Woord Gods niet gelasterd worde. 1 Petr. 3:6 Gelijk Sara Abraham gehoorzaam is geweest, hem noemende heer, welker dochteren gij geworden zijt, als gij wel doet en niet vreest voor enige verschrikking. |
17 En tot Adam zeide Hij: Dewijl gij geluisterd hebt naar de stem uwer vrouw en van dien boom gegeten, waarvan Ik u gebood, zeggende: Gij zult daarvan niet eten, zo zij het aardrijk om uwentwil vervloekt, en met smart zult gij daarvan eten al de dagen uws levens. |
18 Ook zal het u doornen en distelen voortbrengen; en gij zult het kruid des velds eten. |
19 In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aarde wederkeert, dewijl gij daaruit genomen zijt; want gij zijt stof en gij zult tot stof wederkeren. |
20 Voorts noemde Adam den naam zijner vrouw Eva, omdat zij een moeder aller levenden is. |
21 En de HEERE God maakte voor Adam en zijn vrouw rokken van vellen en toog ze hun aan. |
22 Toen zeide de HEERE God: Zie, de mens is geworden als Onzer een, kennende het goed en het kwaad. Nu dan, dat hij zijn hand niet uitsteke en neme ook van den boom des levens en ete en leve in eeuwigheid. |
23 Zo verzond hem de HEERE God uit den hof van Eden, om den aardbodem te bouwen, waaruit hij genomen was. |
24 En Hij dreef den mens uit, en stelde cherubs tegen het oosten des hofs van Eden, en een vlammig lemmer eens zwaards, dat zich omkeerde, om te bewaren den weg van den boom des levens. |