Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
De torenbouw van Babel |
1 EN de ganse aarde was van enerlei spraak en enerlei woorden. |
2 Maar het geschiedde als zij tegen het oosten togen, dat zij een laagte vonden in het land aSínear; en zij woonden aldaar. a Gen. 10:10.  |
a Gen. 10:10 En het beginsel zijns rijks was Babel, en Erech, en Accad en Kalné, in het land Sínear. |
3 En zij zeiden eenieder tot zijn naaste: Komaan, laat ons tichels strijken en weldoorbranden. En de tichel was hun voor steen en de lijm was hun voor leem. |
4 En zij zeiden: Komaan, laat ons voor ons een stad bouwen en een toren, welks opperste in den hemel zij, en laat ons een naam voor ons maken; opdat wij niet misschien over de ganse aarde verstrooid worden. |
5 Toen kwam de HEERE neder om te bezien de stad en den toren, die de kinderen der mensen bouwden. |
6 En de HEERE zeide: Zie, zij zijn enerlei volk en hebben allen enerlei spraak, en dit is het dat zij beginnen te maken; maar nu, zou hun niet afgesneden worden al wat zij bedacht hebben te maken? |
7 Komaan, laat Ons nedervaren en laat Ons hun spraak aldaar verwarren, opdat een iegelijk de spraak zijns naasten niet hore. |
8 bAlzo verstrooide hen de HEERE vandaar over de ganse aarde; en zij hielden op de stad te bouwen. b Deut. 32:8. Hand. 17:26.  |
b Deut. 32:8 Toen de Allerhoogste den volken de erfenissen uitdeelde, toen Hij Adams kinderen vaneenscheidde, heeft Hij de landpalen der volken gesteld naar het getal der kinderen Israëls. Hand. 17:26 En heeft uit énen bloede het ganse geslacht der mensen gemaakt, om op den gehelen aardbodem te wonen, bescheiden hebbende de tijden tevoren geordineerd, en de bepalingen van hun woning; |
9 Daarom noemde men haar naam Babel; want aldaar verwarde de HEERE de spraak der ganse aarde, en vandaar verstrooide hen de HEERE over de ganse aarde. |
Van Sem tot Abram |
10 cDit zijn de geboorten van Sem: Sem was honderd jaar oud en gewon Arfachsad, twee jaar na den vloed. c Gen. 10:22, enz. 1 Kron. 1:17, enz.  |
c Gen. 10:22 Sems zonen waren Elam, en Assur, en Arfachsad, en Lud en Aram. 1 Kron. 1:17 De kinderen van Sem waren Elam en Assur en Arfachsad en Lud en Aram, en Uz en Hul en Gether en Mesech. |
11 En Sem leefde, nadat hij Arfachsad gewonnen had, vijfhonderd jaar; en hij gewon zonen en dochters. |
12 En Arfachsad leefde vijf en dertig jaar, en hij gewon Selah. |
13 En Arfachsad leefde, nadat hij Selah gewonnen had, vierhonderd en drie jaar; en hij gewon zonen en dochters. |
14 En Selah leefde dertig jaar, en hij gewon Heber. |
15 En Selah leefde, nadat hij Heber gewonnen had, vierhonderd en drie jaar; en hij gewon zonen en dochters. |
16 En Heber leefde vier en dertig jaar, en gewon Peleg. |
17 En Heber leefde, nadat hij Peleg gewonnen had, vierhonderd en dertig jaar; en hij gewon zonen en dochters. |
18 En dPeleg leefde dertig jaar, en hij gewon Rehu. d 1 Kron. 1:25.  |
d 1 Kron. 1:25 Heber, Peleg, Rehu, |
19 En Peleg leefde, nadat hij Rehu gewonnen had, tweehonderd en negen jaar; en hij gewon zonen en dochters. |
20 En Rehu leefde twee en dertig jaar, en hij gewon Serug. |
21 En Rehu leefde, nadat hij Serug gewonnen had, tweehonderd en zeven jaar; en hij gewon zonen en dochters. |
22 En Serug leefde dertig jaar, en gewon Nahor. |
23 En Serug leefde, nadat hij Nahor gewonnen had, tweehonderd jaar; en hij gewon zonen en dochters. |
24 En Nahor leefde negen en twintig jaar, en gewon Terah. |
25 En Nahor leefde, nadat hij Terah gewonnen had, honderd en negentien jaar; en hij gewon zonen en dochters. |
26 En Terah leefde zeventig jaar, en gewon Abram, Nahor en Haran. |
27 eEn dit zijn de geboorten van Terah: Terah gewon Abram, Nahor en Haran; en Haran gewon Lot. e Joz. 24:2. 1 Kron. 1:26.  |
e Joz. 24:2 Toen zeide Jozua tot het ganse volk: Alzo zegt de HEERE, de God Israëls: Over gene zijde der rivier hebben uw vaders vanouds gewoond, namelijk
Terah, de vader van Abraham en de vader van Nahor; en zij hebben andere goden gediend. 1 Kron. 1:26 Serug, Nahor, Terah, |
28 En Haran stierf voor het aangezicht zijns vaders Terah, in het land zijner geboorte, in Ur der Chaldeeën. |
29 En Abram en Nahor namen zich vrouwen; de naam van Abrams huisvrouw was Sarai, en de naam van Nahors huisvrouw was fMilka, een dochter van Haran, vader van Milka en vader van Jiska. f Gen. 22:20.  |
f Gen. 22:20 En het geschiedde na deze dingen, dat men Abraham boodschapte, zeggende: Zie, Milka, die heeft ook Nahor, uw broeder, zonen gebaard: |
30 En gSarai was onvruchtbaar; zij had geen kind. g Gen. 16:1, 2; 18:11, 12.  |
g Gen. 16:1 DOCH Sarai, Abrams huisvrouw, baarde hem niet; en zij had een Egyptische dienstmaagd, welker naam was Hagar. Gen. 16:2 Zo zeide Sarai tot Abram: Zie toch, de HEERE heeft mij toegesloten, dat ik niet bare; ga toch in tot mijn dienstmaagd, misschien zal ik uit haar gebouwd worden. En Abram hoorde naar de stem van Sarai. Gen. 18:11 Abraham nu en Sara waren oud en
welbedaagd; het had Sara opgehouden te gaan naar de wijze der vrouwen. Gen. 18:12 Zo lachte Sara bij zichzelve, zeggende: Zal ik wellust hebben, nadat ik oud geworden ben en mijn heer oud is? |
31 hEn Terah nam Abram, zijn zoon, en Lot, Harans zoon, zijns zoons zoon, en Sarai, zijn schoondochter, de huisvrouw van zijn zoon Abram; en zij togen met henlieden uit Ur der Chaldeeën, om te gaan naar het land Kanaän; en zij kwamen tot Haran en woonden aldaar. h Joz. 24:2. Neh. 9:7. Hand. 7:4.  |
h Joz. 24:2 Toen zeide Jozua tot het ganse volk: Alzo zegt de HEERE, de God Israëls: Over gene zijde der rivier hebben uw vaders vanouds gewoond, namelijk
Terah, de vader van Abraham en de vader van Nahor; en zij hebben andere goden gediend. Neh. 9:7 Gij zijt die HEERE, de God Die Abram hebt verkoren en hem uit Ur der Chaldeeën uitgevoerd; en Gij hebt zijn naam gesteld Abraham. Hand. 7:4 Toen ging hij uit het land der Chaldeeën, en woonde in Haran. En vandaar, nadat zijn vader gestorven was, bracht Hij hem over in dit land, waar gij nu in woont. |
32 En de dagen van Terah waren tweehonderd en vijf jaar; en Terah stierf te Haran. |