Statenvertaling.nl

sample header image

Handelingen 14 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Handelingen 14

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

In Ikónium
1 EN het geschiedde te Ikónium dat zij tezamen gingen in de synagoge der Joden, en alzo spraken, dat een grote menigte beide van Joden en Grieken geloofde.
2 Maar de Joden die ongehoorzaam waren, verwekten en verbitterden de zielen der heidenen tegen de broeders.
3 Zij verkeerden dan aldaar een langen tijd, vrijmoediglijk sprekende in den Heere, aDie getuigenis gaf aan het woord Zijner genade, en gaf dat tekenen en wonderen geschiedden door hun handen. a Mark. 16:20. Hand. 19:11. Hebr. 2:4. verwijsteksten
4 En de menigte der stad werd verdeeld; en sommigen waren met de Joden, en sommigen met de apostelen.
5 En als er een oploop geschiedde beide van heidenen en van Joden, met hun oversten, om hun smaadheid aan te doen en hen te stenigen,
6 Zijn zij, alles overlegd hebbende, bgevlucht naar de steden van Lycaónië, namelijk Lystre en Derbe, en het omliggende land; b Matth. 10:23. Hand. 8:1. verwijsteksten
7 En verkondigden aldaar het Evangelie.
 
In Lystre. Vergood en gestenigd
8 En een zeker man te Lystre zat conmachtig aan de voeten, kreupel zijnde van zijner moeders lijf, die nooit had gewandeld. c Hand. 3:2. verwijsteksten
9 Deze hoorde Paulus spreken; welke de ogen op hem houdende en ziende dat hij geloof had om gezond te worden,
10 Zeide met grote stem: Sta recht op uw voeten. dEn hij sprong op en wandelde. d Jes. 35:6. verwijsteksten
11 En de scharen ziende hetgeen Paulus gedaan had, verhieven hun stemmen en zeiden in het Lycaónisch: eDe goden zijn den mensen gelijk geworden en tot ons nedergekomen. e Hand. 28:6. verwijsteksten
12 En zij noemden Bárnabas Júpiter en Paulus Mercúrius, omdat hij het woord voerde.
13 En de priester van Júpiter die vóór hun stad was, als hij ossen en kransen aan de voorpoorten gebracht had, wilde hij offeren met de scharen.
14 Maar de apostelen Bárnabas en Paulus dat horende, scheurden hun klederen en sprongen onder de schare, roepende,
15 En zeggende: Mannen, fwaarom doet gij deze dingen? Wij zijn ook mensen van gelijke bewegingen als gij, en verkondigen ulieden dat gij u zoudt van deze ijdele dingen bekeren tot den levenden God, gDie gemaakt heeft den hemel en de aarde en de zee en al hetgeen in dezelve is; f Hand. 10:26. Openb. 19:10; 22:9. g Gen. 1:1. Ps. 33:6; 124:8; 146:6. Openb. 14:7. verwijsteksten
16 hWelke in de verleden tijden al de heidenen heeft laten wandelen in hun wegen; h Ps. 81:13. verwijsteksten
17 iHoewel Hij nochtans Zichzelven niet onbetuigd gelaten heeft, goeddoende van den hemel, ons regen en vruchtbare tijden gevende, vervullende onze harten met spijze en vrolijkheid. i Rom. 1:19. verwijsteksten
18 En dit zeggende, wederhielden zij nauwelijks de scharen, dat zij hun niet offerden.
19 Maar daarover kwamen Joden van Antiochíë en Ikónium, en overreedden de scharen, en kstenigden Paulus, en sleepten hem buiten de stad, menende dat hij dood was. k 2 Kor. 11:25. verwijsteksten
 
In Derbe. Terug naar Antiochíë
20 Doch als hem de discipelen omringd hadden, stond hij op en kwam in de stad; en des anderen daags ging hij met Bárnabas uit naar Derbe.
21 En als zij derzelve stad het Evangelie verkondigd, en vele discipelen gemaakt hadden, keerden zij weder naar Lystre en Ikónium en Antiochíë;
22 Versterkende de zielen der discipelen, len vermanende dat zij zouden blijven in het geloof, men dat wij door vele verdrukkingen moeten ingaan in het Koninkrijk Gods. l Hand. 11:23; 13:43. m Matth. 10:38; 16:24. Luk. 24:26. 2 Tim. 3:12. verwijsteksten
23 En als zij hun in elke gemeente, met opsteken der handen, ouderlingen verkoren hadden, gebeden hebbende met vasten, bevalen zij hen den Heere, in Welken zij geloofd hadden.
24 En Pisídië doorgereisd hebbende, kwamen zij in Pamfylië.
25 En als zij te Perge het Woord gesproken hadden, kwamen zij af naar Attálië.
26 En vandaar scheepten zij af nnaar Antiochíë, vanwaar zij der genade Gods bevolen waren geweest tot het werk dat zij volbracht hadden. n Hand. 13:1. verwijsteksten
27 En daar gekomen zijnde en de gemeente vergaderd hebbende, verhaalden zij wat grote dingen God met hen gedaan had, en dat Hij den heidenen de deur des geloofs geopend had.
28 En zij verkeerden aldaar geen kleinen tijd met de discipelen.

Einde Handelingen 14