Statenvertaling.nl

sample header image

Johannes 18 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Johannes 18

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

Jezus geeft Zich gevangen
1 JEZUSa dit gezegd hebbende, ging uit met Zijn discipelen over de beek Kidron, waar een hof was, in welken Hij ging en Zijn discipelen. a 2 Sam. 15:23. Matth. 26:36. Mark. 14:32. Luk. 22:39. verwijsteksten
2 En Judas, die Hem verried, wist ook die plaats, dewijl Jezus aldaar dikwijls vergaderd was geweest met Zijn discipelen.
3 bJudas dan, genomen hebbende de bende krijgsknechten en enige dienaars van de overpriesters en farizeeën, kwam aldaar met lantaarnen en fakkels en wapenen. b Matth. 26:47. Mark. 14:43. Luk. 22:47. verwijsteksten
4 Jezus dan wetende alles wat over Hem komen zou, ging uit en zeide tot hen: Wien zoekt gij?
5 Zij antwoordden Hem: Jezus den Nazaréner. Jezus zeide tot hen: Ik ben het. En Judas, die Hem verried, stond ook bij hen.
6 Als Hij dan tot hen zeide: Ik ben het, gingen zij achterwaarts en vielen ter aarde.
7 Hij vraagde hun dan wederom: Wien zoekt gij? En zij zeiden: Jezus den Nazaréner.
8 Jezus antwoordde: Ik heb u gezegd dat Ik het ben. Indien gij dan Mij zoekt, zo laat dezen heengaan.
9 Opdat het woord vervuld zou worden dat Hij gezegd had: cUit degenen die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik niemand verloren. c Joh. 6:39; 10:28; 17:12. verwijsteksten
10 dSimon Petrus dan, hebbende een zwaard, trok hetzelve uit, en sloeg des hogepriesters dienstknecht en hieuw zijn rechteroor af. En de naam van den dienstknecht was Malchus. d Matth. 26:51. Mark. 14:47. Luk. 22:50. verwijsteksten
11 Jezus dan zeide tot Petrus: Steek uw zwaard in de schede. Den edrinkbeker dien Mij de Vader gegeven heeft, zal Ik dien niet drinken? e Matth. 20:22; 26:39. verwijsteksten
 
Voor den Groten Raad. Jezus door Petrus verloochend
12 De bende dan en de overste over duizend en de dienaars der Joden namen Jezus gezamenlijk en bonden Hem,
13 fEn leidden Hem heen, eerst tot gAnnas; want hij was de vrouws vader van Kájafas, welke deszelven jaars hogepriester was. f Matth. 26:57. Mark. 14:53. Luk. 22:54. g Luk. 3:2. verwijsteksten
14 hKájafas nu was degene die den Joden geraden had, dat het nut was dat één Mens voor het volk stierf. h Joh. 11:50. verwijsteksten
15 iEn Simon Petrus volgde Jezus, en een andere discipel. Deze discipel nu was den hogepriester bekend, en ging met Jezus in des hogepriesters zaal. i Matth. 26:58. Mark. 14:54. Luk. 22:54. verwijsteksten
16 En Petrus stond buiten aan de deur. De andere discipel dan, die den hogepriester bekend was, ging uit en sprak met de deurwaarster en bracht Petrus in.
17 De dienstmaagd dan, die de deurwaarster was, zeide tot Petrus: Zijt ook gij niet uit de discipelen van dezen Mens? Hij zeide: Ik ben niet.
18 En de dienstknechten en de dienaars stonden, hebbende een kolenvuur gemaakt, omdat het koud was, en warmden zich. kPetrus stond bij hen en warmde zich. k Matth. 26:69. Mark. 14:67. Luk. 22:55. verwijsteksten
19 De hogepriester dan vraagde Jezus van Zijn discipelen en van Zijn leer.
20 Jezus antwoordde hem: lIk heb vrijuit gesproken tot de wereld; Ik heb allen tijd geleerd in de synagoge en in den tempel, waar de Joden van alle plaatsen samenkomen, en in het verborgen heb Ik niets gesproken. l Joh. 7:26. verwijsteksten
21 Wat ondervraagt gij Mij? Ondervraag degenen die het gehoord hebben, wat Ik tot hen gesproken heb; zie, dezen weten wat Ik gezegd heb.
22 En als Hij dit zeide, mgaf een van de dienaren die daarbij stond, Jezus een kinnebakslag, zeggende: Antwoordt Gij alzo den hogepriester? m Jer. 20:2. Hand. 23:2. verwijsteksten
23 Jezus antwoordde hem: Indien Ik kwalijk gesproken heb, betuig van het kwade; en indien wel, waarom slaat gij Mij?
24 (nAnnas dan had Hem gebonden gezonden tot Kájafas, den hogepriester.) n Matth. 26:57. Mark. 14:53. Luk. 22:54. verwijsteksten
25 oEn Simon Petrus stond en warmde zich. Zij zeiden dan tot hem: Zijt ook gij niet uit Zijn discipelen? Hij loochende het, en zeide: Ik ben niet. o Matth. 26:71. Mark. 14:69. Luk. 22:58. verwijsteksten
26 Een van de dienstknechten des hogepriesters, die maagschap was van dengene dien Petrus het oor afgehouwen had, zeide: Heb ik u niet gezien in den hof met Hem?
27 Petrus dan loochende het wederom. pEn terstond kraaide de haan. p Joh. 13:38. verwijsteksten
 
Voor Pilatus
28 qZij dan leidden Jezus van Kájafas in het rechthuis. En het was des morgens vroeg; en zij gingen niet in het rechthuis, ropdat zij niet verontreinigd zouden worden, maar opdat zij het pascha eten mochten. q Matth. 27:1. Mark. 15:1. Luk. 22:66; 23:1. r Hand. 10:28; 11:3. verwijsteksten
29 Pilatus dan ging tot hen uit, en zeide: Wat beschuldiging brengt gij tegen dezen Mens?
30 Zij antwoordden en zeiden tot hem: Indien Deze geen kwaaddoener was, zo zouden wij Hem u niet overgeleverd hebben.
31 Pilatus dan zeide tot hen: Neemt gij Hem en oordeelt Hem naar uw wet. De Joden dan zeiden tot hem: Het is ons niet geoorloofd iemand te doden.
32 sOpdat het woord van Jezus vervuld werd dat Hij gezegd had, betekenende hoedanigen dood Hij sterven zou. s Matth. 20:19. Joh. 12:32. verwijsteksten
33 tPilatus dan ging wederom in het rechthuis, en riep Jezus, en zeide tot Hem: Zijt Gij de Koning der Joden? t Matth. 27:11. Mark. 15:2. Luk. 23:3. verwijsteksten
34 Jezus antwoordde hem: Zegt gij dit van uzelven, of hebben het u anderen van Mij gezegd?
35 Pilatus antwoordde: Ben ik een Jood? Uw volk en de overpriesters hebben U aan mij overgeleverd; wat hebt Gij gedaan?
36 Jezus antwoordde: vMijn Koninkrijk is niet van deze wereld. Indien Mijn Koninkrijk van deze wereld was, zo zouden Mijn dienaars gestreden hebben, opdat Ik den Joden niet ware overgeleverd; maar nu is Mijn Koninkrijk niet van hier. v Joh. 6:15. 1 Tim. 6:13. verwijsteksten
37 Pilatus dan zeide tot Hem: Zijt Gij dan een Koning? Jezus antwoordde: Gij zegt dat Ik een Koning ben. Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, opdat Ik der waarheid getuigenis geven zou. Een iegelijk die uit de waarheid is, hoort Mijn stem.
38 Pilatus zeide tot Hem: Wat is waarheid? En als hij dat gezegd had, ging hij wederom uit tot de Joden, en zeide tot hen: xIk vind geen schuld in Hem. x Matth. 27:24. Luk. 23:4. verwijsteksten
39 Doch gij hebt yeen gewoonte, dat ik u op het pascha een loslaat. Wilt gij dan dat ik u den Koning der Joden loslaat? y Matth. 27:15. Mark. 15:6. Luk. 23:17. verwijsteksten
40 Zij dan riepen allen wederom, zeggende: zNiet Dezen, maar Barábbas. aEn Barábbas was een moordenaar. z Hand. 3:14. a Matth. 27:16. Mark. 15:7. Luk. 23:19. verwijsteksten

Einde Johannes 18