Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 EN opziende, zag Hij de rijken hun gaven in de schatkist werpen. |
2 En Hij zag ook een zekere arme weduwe twee kleine penningskens daarin werpen. |
3 En Hij zeide: Waarlijk Ik zeg u, dat deze arme weduwe meer dan allen heeft ingeworpen. |
4 Want die allen hebben van hun overvloed geworpen tot de gaven Gods; maar deze heeft van haar gebrek, al den leeftocht dien zij had, daarin geworpen. |
5 En als sommigen zeiden van den tempel, dat hij met schone stenen en begiftigingen versierd was, zeide Hij: |
6 Wat deze dingen aangaat, die gij aanschouwt, er zullen dagen komen in welke niet een steen op den anderen steen zal gelaten worden, die niet zal worden afgebroken. |
7 En zij vraagden Hem, zeggende: Meester, wanneer zullen dan deze dingen zijn? En welk is het teken wanneer deze dingen zullen geschieden? |
8 En Hij zeide: Ziet dat gij niet verleid wordt; want velen zullen er komen onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben de Christus, en de tijd is nabijgekomen. Gaat dan hen niet na. |
9 En wanneer gij zult horen van oorlogen en beroerten, zo wordt niet verschrikt; want deze dingen moeten eerst geschieden, maar nog is terstond het einde niet. |
10 Toen zeide Hij tot hen: Het ene volk zal tegen het andere volk opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk. |
11 En er zullen grote aardbevingen wezen in verscheidene plaatsen, en hongersnoden, en pestilentiën; er zullen ook schrikkelijke dingen en grote tekenen van den hemel geschieden. |
12 Maar vóór dit alles zullen zij hun handen aan ulieden slaan, en u vervolgen, u overleverende in de synagogen en gevangenissen; en gij zult getrokken worden voor koningen en stadhouders om Mijns Naams wil. |
13 En dit zal u overkomen tot een getuigenis. |
14 Neemt dan in uw harten voor, van tevoren niet te overdenken hoe gij u verantwoorden zult. |
15 Want Ik zal u mond en wijsheid geven, welke niet zullen kunnen tegenspreken noch wederstaan allen die zich tegen u zetten. |
16 En gij zult overgeleverd worden ook van ouders en broeders en magen en vrienden; en zij zullen er sommigen uit u doden; |
17 En gij zult van allen gehaat worden om Mijns Naams wil. |
18 Doch niet een haar uit uw hoofd zal verloren gaan. |
19 Bezit uw zielen in uw lijdzaamheid. |
20 Maar wanneer gij zien zult dat Jeruzalem van heirlegers omsingeld wordt, zo weet alsdan dat haar verwoesting nabijgekomen is. |
21 Alsdan die in Judéa zijn, dat zij vlieden naar de bergen; en die in het midden van dezelve zijn, dat zij daar uittrekken; en die op de velden zijn, dat zij in dezelve niet komen. |
22 Want deze zijn dagen der wrake, opdat alles vervuld worde dat geschreven is. |
23 Doch wee den bevruchten en den zogenden vrouwen in die dagen; want er zal grote nood zijn in het land, en toorn over dit volk. |
24 En zij zullen vallen door de scherpte des zwaards, en gevankelijk weggevoerd worden onder alle volken; en Jeruzalem zal van de heidenen vertreden worden, totdat de tijden der heidenen vervuld zullen zijn. |
25 En er zullen tekenen zijn in de zon en maan en sterren, en op de aarde benauwdheid der volken met twijfelmoedigheid, als de zee en watergolven groot geluid zullen geven, |
26 En den mensen het hart zal bezwijken van vrees en verwachting der dingen die het aardrijk zullen overkomen; want de krachten der hemelen zullen bewogen worden. |
27 En alsdan zullen zij den Zoon des mensen zien komen in een wolk met grote kracht en heerlijkheid. |
28 Als nu deze dingen beginnen te geschieden, zo ziet omhoog en heft uw hoofden opwaarts, omdat uw verlossing nabij is. |
29 En Hij zeide tot hen een gelijkenis: Ziet den vijgenboom en al de bomen. |
30 Wanneer zij nu uitspruiten en gij dat ziet, zo weet gij uit uzelven dat de zomer nu nabij is. |
31 Alzo ook gij, wanneer gij deze dingen zult zien geschieden, zo weet dat het Koninkrijk Gods nabij is. |
32 Voorwaar Ik zeg u, dat dit geslacht geenszins zal voorbijgaan, totdat alles zal geschied zijn. |
33 De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan. |
34 En wacht uzelven, dat uw harten niet te eniger tijd bezwaard worden met brasserij en dronkenschap en zorgvuldigheden dezes levens, en dat u die dag niet onvoorziens overkome. |
35 Want gelijk een strik zal hij komen over al degenen die op den gansen aardbodem gezeten zijn. |
36 Waakt dan te allen tijde, biddende dat gij moogt waardig geacht worden te ontvlieden al deze dingen die geschieden zullen, en te staan voor den Zoon des mensen. |
37 Des daags nu was Hij lerende in den tempel; maar des nachts ging Hij uit, en vernachtte op den berg genaamd den Olijfberg. |
38 En al het volk kwam des morgens vroeg tot Hem in den tempel om Hem te horen. |