Statenvertaling.nl

sample header image

Lukas 16 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Lukas 16

Dit hoofdstuk voorgelezen (v):

 

1 Door de gelijkenis van de voorzichtigheid van een onrechtvaardigen rentmeester leert Christus, dat men van den onrechtvaardigen Mammon zal vrienden maken. 13 En dat men den Mammon niet moet dienen. 14 Bestraft de geveinsdheid en hoogmoed der geldgierige farizeeën. 16 Leert dat de Wet en de Profeten tot op Johannes geduurd hebben, en tot den minsten tittel vervuld moeten worden. 18 En handelt van de echtscheiding. 19 Stelt de gelijkenis voor van den rijken man en den armen Lazarus, en beider verscheiden staat, zo in dit leven als hiernamaals.
 
De onrechtvaardige rentmeester
1 EN Hij zeide ook tot Zijn discipelen: Er was een zeker rijk mens, welke een 1rentmeester had; en deze werd bij hem verklaagd, als die zijn goederen 2doorbracht.
1 Gr. huishouder, of: huisbezorger, die gesteld is over de ontvangst en uitgave der goederen.
2 Gr. verstrooide, of: verkwistte.
 
2 En hij riep hem en zeide tot hem: Hoe hoor ik dit van u? Geef rekenschap van uw 3rentmeesterschap; want gij zult niet meer kunnen rentmeester zijn.
3 Of: bediening, namelijk van uw ambt.
 
3 En de rentmeester zeide bij zichzelven: Wat zal ik doen, dewijl mijn heer dit rentmeesterschap van mij neemt? Graven kan ik niet; te bedelen schaam ik mij.
4 Ik weet wat ik doen zal, opdat wanneer ik van het rentmeesterschap afgezet zal wezen, 4zij mij in hun huizen ontvangen.
4 Namelijk de schuldenaars mijns heren.
 
5 En hij riep tot zich een iegelijk van de schuldenaars zijns heren, en zeide tot den eersten: Hoeveel zijt gij mijn heer schuldig?
6 En hij zeide: Honderd 5vaten olie. En hij zeide tot hem: Neem uw handschrift, en nederzittende, schrijf haastelijk vijftig.
5 Gr. batos, hetwelk betekent een grote maat van natte waren, waarvan zie 1 Kon. 7:26. verwijsteksten
 
7 Daarna zeide hij tot een ander: En gij, hoeveel zijt gij schuldig? En hij zeide: Honderd 6mudden tarwe. En hij zeide tot hem: Neem uw handschrift en schrijf tachtig.
6 Gr. koros, hetwelk betekent een grote maat van droge waren, 1 Kon. 4:22. verwijsteksten
 
8 En de 7heer 8prees den onrechtvaardigen rentmeester, omdat hij voorzichtiglijk gedaan had; want de 9kinderen dezer wereld zijn voorzichtiger dan ade kinderen des lichts in hun geslacht.
7 Namelijk van dezen rentmeester.
8 Niet vanwege zijn onrechtvaardigheid, maar vanwege deze zijn voorzichtigheid, om zichzelven tegen het toekomende te voorzien.
9 Gr. zonen, dat is, die niet anders zoeken dan dingen dezer wereld, gelijk daartegen gesteld worden de kinderen des lichts, dat is, die door den Heiligen Geest verlicht zijnde zoeken hetgeen dat hemels is, Joh. 12:36. Ef. 5:8. 1 Thess. 5:5, 8. 1 Joh. 1:5, 6. verwijsteksten
a Ef. 5:8. 1 Thess. 5:5. verwijsteksten
 
9 En Ik zeg ulieden: bMaakt uzelven 10vrienden uit den onrechtvaardigen 11Mammon, opdat wanneer 12u ontbreken zal, zij u mogen 13ontvangen in de eeuwige tabernakelen.
b Matth. 6:19; 19:21. 1 Tim. 6:19. verwijsteksten
10 Dat is, maakt door uw milddadigheid jegens de armen, voornamelijk de gelovige, dat dezelve over u niet klagen, maar u mogen zegenen voor God. Zie Deut. 24:13. verwijsteksten
11 Van dit woord zie Matth. 6:24. verwijsteksten
12 Of: wanneer gij zult bezwijken, namelijk door den dood; als al uw wereldse goederen u zullen begeven. Of: verlaten zult, namelijk den Mammon.
13 Namelijk als getuigen van uw milddadigheid en liefde aan hen bewezen.
 
10 Die getrouw is in het minste, die is ook in het 14grote getrouw; en die in 15het minste onrechtvaardig is, die is ook in het grote onrechtvaardig.
14 Gr. vele.
15 Of: het weinigste.
 
11 Zo gij dan in den 16onrechtvaardigen Mammon niet getrouw zijt geweest, wie zal u 17het ware vertrouwen?
16 Omdat de rijkdommen veeltijds óf onrechtvaardiglijk verkregen, óf niet recht besteed of gebruikt worden. Anderen zetten het over met vals of bedrieglijk, omdat het gesteld wordt tegen het ware goed, vers 11. verwijsteksten
17 Dat is, de ware, onvergankelijke en hemelse rijkdommen, Matth. 6:20. verwijsteksten
 
12 En zo gij in 18eens anders goed niet getrouw zijt geweest, wie zal u 19het uwe geven?
18 Namelijk dat u God maar voor een tijd leent, om niet alleen voor u, maar ook voor anderen te gebruiken.
19 Dat is, dat gij altijd en eeuwiglijk zult behouden.
 
13 cGeen huisknecht kan twee heren dienen; want óf hij zal den enen haten en den anderen liefhebben, óf hij zal den enen 20aanhangen en den anderen verachten; gij kunt God niet dienen en den Mammon.
c Matth. 6:24. verwijsteksten
20 Dat is, zich aan den enen houden.
 
De eigengerechtigheid der farizeeën
14 En al deze dingen hoorden ook de farizeeën, ddie geldgierig waren, en zij beschimpten Hem.
d Matth. 23:14. verwijsteksten
 
15 En Hij zeide tot hen: Gij zijt het die uzelven rechtvaardigt voor de mensen; maar eGod kent uw harten; fwant 21wat hoog is onder de mensen, is een gruwel voor God.
e Ps. 7:10. verwijsteksten
f 1 Sam. 16:7. verwijsteksten
21 Dat is, wat de wereldse en vleselijke mensen hoog achten.
 
16 gDe Wet en de Profeten zijn tot op Johannes; van dien tijd af wordt het 22Koninkrijk Gods 23verkondigd en een iegelijk doet 24geweld op hetzelve.
g Matth. 11:12, 13. verwijsteksten
22 Dat is, de vervulling van hetgeen de Wet en de Profeten van den Messias voorzegd hebben.
23 Gr. geëvangeliseerd.
24 Zie Matth. 11:12. verwijsteksten
 
17 hEn het is lichter dat de hemel en de aarde voorbijgaan, dan dat één 25tittel der Wet 26valle.
h Ps. 102:27. Jes. 40:8; 51:6. Matth. 5:18. verwijsteksten
25 Zie Matth. 5:18. verwijsteksten
26 Dat is, dat niet volbracht worde hetgeen in de Wet en de Profeten voorzegd en geleerd wordt.
 
18 iEen iegelijk die zijn vrouw 27verlaat en een andere trouwt, die doet overspel; en een iegelijk die de verlatene van den man trouwt, die doet ook overspel.
i Matth. 5:32; 19:9. Mark. 10:11. 1 Kor. 7:10. verwijsteksten
27 Te weten anders dan om hoererij, gelijk uitgedrukt wordt Matth. 5:32; 19:9. verwijsteksten
 
De rijke man en Lázarus
19 En er was een zeker rijk mens, en was gekleed met 28purper en 29zeer fijn lijnwaad, levende allen dag vrolijk en prachtig.
28 Dat is, met purperen klederen. Zie Matth. 27:28. Mark. 15:17. verwijsteksten
29 Gr. byssos. Dit was een soort van zeer fijn doek of lijnwaad, hetwelk Plinius zegt dat tegen goud gewaardeerd werd, Naturalis Historia, boek 19, hfdst. 10, en wordt van zijde uitdrukkelijk onderscheiden, Openb. 18:12. verwijsteksten
 
20 En er was een zeker bedelaar, met name Lázarus, welke lag voor zijn 30poort, vol zweren,
30 Of: portaal, voorpoort.
 
21 En begeerde verzadigd te worden van de kruimkens die van de tafel des rijken vielen; maar ook de honden kwamen en lekten zijn zweren.
22 En het geschiedde dat de bedelaar stierf en van de engelen gedragen werd in den 31schoot van Abraham.
31 Dat is, in den hemel of in het paradijs, alwaar de gelovigen met Abraham, den vader aller gelovigen, zullen vergaderd worden, rusten, aanzitten en vertroost worden, Matth. 8:11. Joh. 13:23. verwijsteksten
 
23 En de rijke stierf ook, en werd 32begraven. En als hij in de hel zijn 33ogen ophief, zijnde in de pijn, zag hij Abraham van verre, en Lázarus in zijn schoot.
32 Namelijk met grote pracht en staatsie. Van Lazarus’ begrafenis wordt niets vermeld, maar in plaats van dien alles wat zijn ziel wedervaren is.
33 Deze woorden, gelijk ook enige navolgende, moeten niet eigenlijk verstaan worden, want de ziel een geestelijk wezen zijnde, heeft noch oog, noch tong, noch vinger; maar bij gelijkenis, om daarmede uit te drukken zo de grootheid der pijnen in de hel, als de onveranderlijkheid van den staat der zielen na dit leven, zo in den hemel, als in de hel zijnde.
 
24 En hij riep en zeide: Vader Abraham, ontferm u mijner en zend Lázarus, dat hij het uiterste zijns vingers in het water dope, en verkoele mijn tong; kwant ik lijd smarten in deze vlam.
k Jes. 66:24. Mark. 9:44. verwijsteksten
 
25 Maar Abraham zeide: lKind, gedenk dat gij uw goed ontvangen hebt in uw leven, en Lázarus desgelijks het kwade; en nu wordt hij vertroost, en gij lijdt smarten.
l Job 21:13. verwijsteksten
 
26 En boven dit alles, tussen ons en ulieden is een grote 34kloof gevestigd, zodat degenen die vanhier tot u willen overgaan, niet zouden kunnen, noch ook die daar zijn, vandaar tot ons overkomen.
34 Of: afgrond, dat is, een wijde en diepe tussenscheiding, door Gods wil en macht vastgemaakt.
 
27 En hij zeide: Ik bid u dan, vader, dat gij hem zendt tot mijns vaders huis;
28 Want ik heb vijf broeders; dat hij hun dit betuige, opdat ook zij niet komen in deze plaats der pijniging.
29 Abraham zeide tot hem: mZij hebben 35Mozes en de Profeten; dat zij die 36horen.
m Jes. 8:20; 34:16. Joh. 5:39. Hand. 17:11. verwijsteksten
35 Dat is, de Schriften van Mozes en van de profeten.
36 Dat is, gehoorzaam zijn.
 
30 En hij zeide: Neen, vader Abraham; maar zo iemand van de doden tot hen heen ging, zij zouden zich bekeren.
31 Doch Abraham zeide tot hem: Indien zij Mozes en de Profeten niet horen, zo zullen zij ook, al ware het dat er iemand uit de doden opstond, zich niet laten 37gezeggen.
37 Of: overreden.

Einde Lukas 16