Statenvertaling.nl

sample header image

Markus 13 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Markus 13

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

1 EN als Hij uit den tempel ging, zeide een van Zijn discipelen tot Hem: Meester, zie, hoedanige stenen en hoedanige gebouwen!
2 En Jezus antwoordende zeide tot hem: Ziet gij deze grote gebouwen? Er zal niet een steen op den anderen steen gelaten worden, die niet afgebroken zal worden.
3 En als Hij gezeten was op den Olijfberg, tegenover den tempel, vraagden Hem Petrus en Jakobus en Johannes en Andréas alleen:
4 Zeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn? En welk is het teken wanneer deze dingen alle voleindigd zullen worden?
5 En Jezus hun antwoordende, begon te zeggen: Ziet toe dat niemand u verleide.
6 Want velen zullen komen onder Mijn Naam, zeggende: Ik ben de Christus, en zullen velen verleiden.
7 En wanneer gij zult horen van oorlogen en geruchten van oorlogen, zo wordt niet verschrikt; want dit moet geschieden; maar nog is het einde niet.
8 Want het ene volk zal tegen het andere volk opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk; en er zullen aardbevingen zijn in verscheidene plaatsen, en er zullen hongersnoden wezen en beroerten. Deze dingen zijn maar beginselen der smarten.
9 Maar ziet gij voor uzelven toe; want zij zullen u overleveren in de raadsvergaderingen en in de synagogen; gij zult geslagen worden, en voor stadhouders en koningen zult gij gesteld worden om Mijnentwil, hun tot een getuigenis.
10 En het Evangelie moet eerst gepredikt worden onder al de volken.
11 Doch wanneer zij u leiden zullen om u over te leveren, zo zijt tevoren niet bezorgd wat gij spreken zult, en bedenkt het niet; maar zo wat u in die ure gegeven zal worden, spreekt dat; want gij zijt het niet die spreekt, maar de Heilige Geest.
12 En de ene broeder zal den anderen broeder overleveren tot den dood, en de vader het kind; en de kinderen zullen opstaan tegen de ouders en zullen hen doden.
13 En gij zult gehaat worden van allen om Mijns Naams wil; maar wie volharden zal tot het einde, die zal zalig worden.
14 Wanneer gij dan zult zien den gruwel der verwoesting, waarvan door den profeet Daniël gesproken is, staande waar het niet behoort (die het leest, die merke daarop), alsdan die in Judéa zijn, dat zij vlieden op de bergen.
15 En die op het dak is, kome niet af in het huis, en ga niet in om iets uit zijn huis weg te nemen.
16 En die op den akker is, kere niet weder terug om zijn kleed te nemen.
17 Maar wee den bevruchten en den zogenden vrouwen in die dagen.
18 Doch bidt dat uw vlucht niet geschiede des winters.
19 Want die dagen zullen zulke verdrukking zijn, welker gelijke niet geweest is van het begin der schepselen, die God geschapen heeft, tot nu toe, en ook niet zijn zal.
20 En indien de Heere de dagen niet verkort had, geen vlees zou behouden worden; maar om der uitverkorenen wil, die Hij heeft uitverkoren, heeft Hij de dagen verkort.
21 En alsdan zo iemand tot ulieden zal zeggen: Zie, hier is de Christus; of: Zie, Hij is daar; gelooft het niet.
22 Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan, en zullen tekenen en wonderen doen, om te verleiden, indien het mogelijk ware, ook de uitverkorenen.
23 Maar gijlieden, ziet toe; zie, Ik heb u alles voorzegd.
24 Maar in die dagen, na die verdrukking, zal de zon verduisterd worden, en de maan zal haar schijnsel niet geven.
25 En de sterren des hemels zullen daaruit vallen, en de krachten die in de hemelen zijn, zullen bewogen worden.
26 En alsdan zullen zij den Zoon des mensen zien, komende in de wolken met grote kracht en heerlijkheid.
27 En alsdan zal Hij Zijn engelen uitzenden en zal Zijn uitverkorenen bijeenvergaderen uit de vier winden, van het uiterste der aarde tot het uiterste des hemels.
28 En leert van den vijgenboom deze gelijkenis: Wanneer nu zijn tak teer wordt en de bladeren uitspruiten, zo weet gij dat de zomer nabij is.
29 Alzo ook gij, wanneer gij deze dingen zult zien geschieden, zo weet dat het nabij, voor de deur is.
30 Voorwaar Ik zeg u, dat dit geslacht niet zal voorbijgaan, totdat al deze dingen zullen geschied zijn.
31 De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan.
32 Maar van dien dag en die ure weet niemand, noch de engelen die in den hemel zijn, noch de Zoon, dan de Vader.
33 Ziet toe, waakt en bidt; want gij weet niet wanneer de tijd is.
34 Gelijk een mens buitenslands reizende, zijn huis verliet, en zijn dienstknechten macht gaf en elk zijn werk, en den deurwachter gebood dat hij zou waken.
35 Zo waakt dan (want gij weet niet wanneer de heer des huizes komen zal, des avonds laat of te middernacht of met het hanengekraai of in den morgenstond),
36 Opdat hij niet onvoorziens kome en u slapende vinde.
37 En hetgeen Ik u zeg, dat zeg Ik allen: Waakt.

Einde Markus 13