Statenvertaling.nl

sample header image

Mattheüs 6 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Inleiding Bijbelboek
Inleiding Nieuwe Testament
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Mattheüs 6

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

Het geven van aalmoezen
1 HEBT acht dat gij uw aalmoes niet doet voor de mensen, om van hen gezien te worden; anders zo hebt gij geen loon bij uw Vader, Die in de hemelen is.
2 aWanneer gij dan aalmoes doet, zo laat vóór u niet trompetten, gelijk de geveinsden in de synagogen en op de straten doen, opdat zij van de mensen geëerd mogen worden. Voorwaar zeg Ik u: Zij hebben hun loon weg. a Rom. 12:8. verwijsteksten
3 Maar als gij aalmoes doet, zo laat uw linkerhand niet weten wat uw rechter doet,
4 Opdat uw aalmoes in het verborgen zij; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, Die zal het u in het bopenbaar vergelden. b Luk. 14:14. verwijsteksten
 
Het bidden
5 En wanneer gij bidt, zo zult gij niet zijn gelijk de geveinsden; want die plegen gaarne in de synagogen en op de hoeken der straten staande, te bidden, opdat zij van de mensen mogen gezien worden. Voorwaar Ik zeg u, dat zij hun loon weg hebben.
6 Maar gij, wanneer gij bidt, cga in uw binnenkamer, en uw deur gesloten hebbende, bid uw Vader, Die in het verborgen is; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, zal het u in het openbaar vergelden. c 2 Kon. 4:33. Hand. 10:4. verwijsteksten
7 En als gij bidt, dzo gebruikt geen ijdel verhaal van woorden, gelijk de heidenen; want zij menen dat zij door hun veelheid van woorden zullen verhoord worden. d 1 Kon. 18:28. Jes. 1:15. verwijsteksten
8 Wordt dan hun niet gelijk; want uw Vader weet wat gij van node hebt, eer gij Hem bidt.
 
Het gebed des Heeren
9 Gij dan, bidt aldus: eOnze Vader, Die in de hemelen zijt, Uw Naam worde geheiligd. e Luk. 11:2. verwijsteksten
10 Uw Koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in den hemel, alzo ook op de aarde.
11 Geef ons heden ons dagelijks brood.
12 En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren.
13 En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den fboze. Want Uw is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, in der eeuwigheid. Amen. f Matth. 13:19. verwijsteksten
14 gWant indien gij den mensen hun misdaden vergeeft, zo zal uw hemelse Vader ook u vergeven. g Mark. 11:25. Kol. 3:13. verwijsteksten
15 hMaar indien gij den mensen hun misdaden niet vergeeft, zo zal ook uw Vader uw misdaden niet vergeven. h Matth. 18:35. Jak. 2:13. verwijsteksten
 
Het vasten
16 iEn wanneer gij vast, toont geen droevig gezicht, gelijk de geveinsden; want zij mismaken hun aangezichten, opdat zij van de mensen mogen gezien worden als zij vasten. Voorwaar Ik zeg u, dat zij hun loon weg hebben. i Jes. 58:3. Matth. 9:14. Mark. 2:18. Luk. 5:33. verwijsteksten
17 Maar gij, als gij vast, zalf uw hoofd en was uw aangezicht,
18 Opdat het van de mensen niet gezien worde als gij vast, maar van uw Vader, Die in het verborgen is; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, zal het u in het openbaar vergelden.
 
Bezorgdheid
19 Vergadert u kgeen schatten op de aarde, waar ze de mot en roest verderft, en waar de dieven doorgraven en stelen; k Spr. 23:4. Hebr. 13:5. Jak. 5:1. verwijsteksten
20 Maar lvergadert u schatten in den hemel, waar ze noch mot noch roest verderft, en waar de dieven niet doorgraven noch stelen. l Luk. 12:33. 1 Tim. 6:19. verwijsteksten
21 Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.
22 De kaars des lichaams is mhet oog; indien dan uw oog eenvoudig is, zo zal uw gehele lichaam verlicht wezen; m Luk. 11:34. verwijsteksten
23 Maar indien uw oog boos is, zo zal geheel uw lichaam duister zijn. Indien dan het licht dat in u is, duisternis is, hoe groot zal de duisternis zelve zijn!
24 nNiemand kan twee heren dienen; want of hij zal den enen haten en den anderen liefhebben, of hij zal den enen aanhangen en den anderen verachten; gij kunt niet God dienen en den Mammon. n Luk. 16:13. verwijsteksten
25 oDaarom zeg Ik u: Zijt niet bezorgd voor uw leven, wat gij eten en wat gij drinken zult, noch voor uw lichaam, waarmede gij u kleden zult. Is het leven niet meer dan het voedsel, en het lichaam dan de kleding? o Ps. 37:5; 55:23. Luk. 12:22. Filipp. 4:6. 1 Tim. 6:8. 1 Petr. 5:7. verwijsteksten
26 pAanziet de vogelen des hemels, dat zij niet zaaien noch maaien, noch verzamelen in de schuren, en uw hemelse Vader voedt nochtans dezelve; gaat gij dezelve niet zeer veel te boven? p Job 39:3. Ps. 147:9. verwijsteksten
27 Wie toch van u kan met bezorgd te zijn één el tot zijn lengte toedoen?
28 En wat zijt gij bezorgd voor de kleding? Aanmerkt de leliën des velds, hoe zij wassen: zij arbeiden niet en spinnen niet;
29 En Ik zeg u, dat ook Sálomo in al zijn heerlijkheid niet is bekleed geweest gelijk een van deze.
30 Indien nu God het gras des velds, dat heden is en morgen in den oven geworpen wordt, alzo bekleedt, zal Hij u niet veel meer kleden, gij kleingelovigen?
31 Daarom, zijt niet bezorgd, zeggende: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmede zullen wij ons kleden?
32 Want al deze dingen zoeken de heidenen; want uw hemelse Vader weet dat gij al deze dingen behoeft.
33 qMaar zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegeworpen worden. q 1 Kon. 3:13. Ps. 37:25; 55:23. verwijsteksten
34 Zijt dan niet bezorgd tegen den morgen; want de morgen zal voor het zijne zorgen; elke dag heeft genoeg aan zijns zelfs kwaad.

Einde Mattheüs 6