Statenvertaling.nl

sample header image

Leviticus 4 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Leviticus 4

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

Wetten van de manier der offeranden die gedaan moesten worden voor de zonden die uit afdwaling geschieden zouden, vs. 1, enz. Of van den hogepriester, 3. Of van de gehele gemeente, 13. Of van een vorst en overste, 22. Of van een privaat en gewoon man, 27.
 
Het zondoffer
1 VERDER sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:
2 Spreek tot de kinderen Israëls, zeggende: Als 1een ziel zal gezondigd hebben door 2afdwaling van 3enige 4geboden des HEEREN, 5dat niet zou gedaan worden, en tegen een van die zal gedaan 6hebben;
1 Dat is, een mens. Zie Lev. 2 op vers 1, en zo dikwijls in het volgende. verwijsteksten
2 Dat is, door onwetendheid, als iemand zich vergrijpt, niet wetende dat het zonde is wat hij doet, of door onvoorzichtigheid, haastigheid en onbedachtzaamheid in enige zonde valt, hetwelk hij na de daad eerst begint te bedenken.
3 Hebr. van alle, dat is, van een, of enige van alle geboden Gods, gelijk in het einde van dit vers verklaard wordt.
4 Te weten, waardoor iets verboden wordt. Alzo 1 Kon. 2:43. En zo wordt gebieden voor verbieden gebruikt Deut. 2:37; 4:23. verwijsteksten
5 Alzo vss. 13, 22. Zie Gen. 20 op vers 9. verwijsteksten
6 Versta hierop, dat men dan de offeranden zal doen die in het volgende bevolen worden.
 
3 Indien de priester die 7gezalfd is, zal 8gezondigd hebben tot 9schuld des volks, zo zal hij voor zijn zonde die hij gezondigd heeft, offeren een var, een volkomen 10jong rund, den HEERE 11ten zondoffer.
7 Versta den overpriester; die naderhand alleen gezalfd werd, Ex. 29:7; 30:30. Lev. 21:10. Ook Lev. 10:7. Num. 3:3. Nu werden de gemene priesters ook wel gezalfd, maar voor eens alleen, dienende zulke zalving ook voor hun nakomelingen, Ex. 29:29; 40:15. verwijsteksten
8 In leer of in leven.
9 Zodat hij door zijn zonde een schuld over het volk brengt, doordat het zijn valse leer aanneemt of het kwade voorbeeld van zijn leven navolgt. Vgl. 1 Kron. 21:3. Anders: naar de schuld des volks, dat is, in gelijke manier als iemand van het gewone volk mocht zondigen. verwijsteksten
10 Hebr. de zoon van het rund. Alzo vers 14. Zie Lev. 1 op vers 14. verwijsteksten
11 Hebr. tot zonde; dat is, een offerande die gedaan wordt voor de zonde. Alzo wordt het woord zonde en schuld genomen Lev. 6:17. Ez. 45:23. 2 Kor. 5:21. verwijsteksten
 
4 En hij zal dien var brengen tot de deur van de tent der samenkomst, voor het aangezicht des HEEREN; en hij zal zijn hand op het hoofd van dien var leggen, en 12hij zal dien var slachten voor het aangezicht des HEEREN.
12 Namelijk een van de andere priesters, die het altaar dienden. Want hij wordt onderscheiden van den priester die in het volgende vers de gezalfde genoemd wordt.
 
5 Daarna zal die gezalfde priester avan het bloed van den var nemen, en hij zal dat tot de tent der samenkomst brengen.
a Lev. 16:14. Num. 19:4. verwijsteksten
 
6 En de priester zal zijn vinger in dat bloed dopen; en van dat bloed zal hij zevenmaal sprengen voor het aangezicht des HEEREN, voor den 13voorhang van het heilige.
13 Versta een zeer kostelijk tapijt, waarmede het heilige of het voorste deel van den tabernakel, van het heilige der heiligen of het allerheiligste, hetwelk was het achterste deel (hier ook het heilige genoemd), onderscheiden wordt. Zie Ex. 26:31, 32, 33; 35:12; 40:3, 21. Num. 4:5. verwijsteksten
 
7 Ook zal de priester van dat bloed 14doen bop de 15hoornen des 16reukaltaars der welriekende specerijen, voor het aangezicht des HEEREN, Die 17in de tent der samenkomst is; dan zal hij al het bloed van den var uitgieten aan 18den bodem van het altaar des brandoffers, hetwelk is 19aan de deur van de tent der samenkomst.
14 Hebr. geven. Alzo vers 18. Ex. 29:12. verwijsteksten
b Lev. 9:9. verwijsteksten
15 Zie Ex. 27:2; 38:2. verwijsteksten
16 Hebr. des altaars van de roking der welriekende specerijen.
17 Te weten binnen in het voorste deel, vóór aan het heiligdom, Ex. 30:6. verwijsteksten
18 Dat is, aan den grond of het onderste deel van het altaar. Alzo vss. 18, 25, 30, 34. verwijsteksten
19 Dat is, vóór aan den ingang van het voorste deel des tabernakels, genaamd het heilige.
 
8 Verder, al het vet van den var des zondoffers zal hij daarvan opnemen: chet vet bedekkende het ingewand, en al het vet dat aan het ingewand is;
c Lev. 3:3, 4. verwijsteksten
 
9 Daartoe de twee nieren en het vet dat daaraan is, dat aan de weekdarmen is, en het net over de lever, met de nieren, dat zal hij afnemen;
10 Gelijk als het van den os des dankoffers opgenomen wordt; den de priester zal die aansteken op het altaar des brandoffers.
d Lev. 3:5. verwijsteksten
 
11 Maar de ehuid van dien var en al zijn vlees, met zijn hoofd en met zijn schenkels, en zijn ingewand en zijn mest,
e Ex. 29:14. Num. 19:5. verwijsteksten
 
12 En dien gehelen var fzal hij tot buiten het leger uitvoeren, aan een reine plaats, 20waar men de as uitstort, en zal hem met vuur op het hout verbranden; bij de uitgegoten as zal hij verbrand worden.
f Lev. 16:27. Num. 19:3. Hebr. 13:11. verwijsteksten
20 Hebr. aan de uitstorting der as, dat is, bij de uitgestorte as. Versta een plaats buiten het leger, waar de as die van de verbrande offeranden kwam, met andere vuiligheden van de offerande komende, uitgeschud werd. Zij is te onderscheiden van de asplaats die aan de oostzijde van het voorhof des tabernakels was, alwaar de as eerst van het altaar gedragen werd. Zie Lev. 1 op vers 16. Van beide plaatsen tezamen zie Lev. 6:10, 11. verwijsteksten
 
13 Indien nu gde gehele vergadering Israëls 21afgedwaald zal zijn, en de zaak voor de ogen der gemeente verborgen is, en zij 22iets gedaan zullen hebben tegen 23enige van alle geboden des HEEREN, dat niet zou gedaan worden, en zijn 24schuldig geworden;
g Lev. 9:15. Num. 15:24, enz. verwijsteksten
21 Te weten door onwetendheid, en misverstand, als vers 2. verwijsteksten
22 Hebr. een, dat is, ietwat, enig ding.
23 Hebr. tegen alle geboden, dat is, tegen een, of enige van alle. Zie op vers 2. verwijsteksten
24 Dat is, gevallen in zonde, en daarover strafwaardig. Vgl. vers 3. verwijsteksten
 
14 En die zonde die zij 25daartegen gezondigd zullen hebben, bekend is geworden, zo zal de gemeente een var, een jong rund, ten zondoffer offeren en dien 26voor de tent der samenkomst brengen;
25 Te weten tegen enig gebod des HEEREN.
26 Hebr. voor het aangezicht der tent.
 
15 En de 27oudsten der vergadering zullen hun handen op het hoofd van den var, voor het aangezicht des HEEREN, leggen; en 28hij zal den var slachten voor het aangezicht des HEEREN.
27 Die in de regering, en in het leerambt boven anderen gesteld waren. Zie Ex. 3 op vers 16. Matth. 26:57. verwijsteksten
28 Namelijk de priester, wiens ambt was dit te doen. Zie Lev. 1 op vers 5. verwijsteksten
 
16 Daarna zal die 29gezalfde priester van het bloed van den var tot de tent der samenkomst brengen.
29 Zie op vers 3. verwijsteksten
 
17 En de priester zal zijn vinger 30indopen, nemende van dat bloed; en hij zal zevenmaal sprengen voor het aangezicht des HEEREN, voor 31den voorhang.
30 Het Hebreeuwse woord, gevoegd zijnde met een ander woordje min, dat is, uit, van, sluit tezamen in zich de betekenis van het woord nemen. Vgl. hiermede de aant. Gen. 12 op vers 15. Insgelijks Lev. 5:15. Men kan ook deze woorden overzetten: dopen in wat van dat bloed. verwijsteksten
31 Zie op vers 6. verwijsteksten
 
18 En van dat bloed zal hij doen op de hoornen des altaars dat voor het aangezicht des HEEREN is, 32Die in de tent der samenkomst is; dan zal hij al het bloed uitgieten aan den bodem van het altaar des brandoffers, hetwelk is voor de deur van de tent der samenkomst.
32 Te weten HEERE, als vers 7. verwijsteksten
 
19 Daartoe zal hij al zijn vet van hem opnemen, en op het altaar aansteken.
20 En hij zal dezen var doen, gelijk als hij den var des zondoffers gedaan heeft; alzo zal hij hem doen; en de priester zal voor hen 33verzoening doen, en het zal hun 34vergeven worden.
33 Dat is, aandienen het teken en zegel van de verzoening die door den Middelaar geschieden zou. Zie Lev. 1 op vers 4 en vgl. 2 Kor. 5:19, 20. verwijsteksten
34 Te weten uit genade, door het geloof, om het uitgestorte bloed van Christus, Rom. 3:25, niet der beesten, Hebr. 10:4, welker bloedstorting maar een voorbeeld was van Christus’ offerande, Hebr. 10:1, enz. verwijsteksten
 
21 Daarna zal hij dien var tot buiten het leger uitvoeren en zal hem verbranden, gelijk als hij den 35eersten var verbrand heeft; het is een zondoffer der gemeente.
35 Zie vers 12. verwijsteksten
 
22 Als een overste zal gezondigd hebben, en tegen 36een van de geboden des HEEREN zijns Gods 37door afdwaling gedaan zal hebben, hetwelk niet zou gedaan worden, zodat hij schuldig is;
36 Hebr. alle. Zie op vers 13. verwijsteksten
37 Zie op vers 2. En versta dit vers van de afdwaling die door onvoorzichtigheid geschiedt, als iemand zijn zonde wel bemerkt door zichzelven, maar na de daad. De andere, van dewelke het volgende vers spreekt, komt uit enkel onwetendheid, waardoor men niet verstaat dat het zonde is hetgeen men gedaan heeft, dan van een ander onderricht zijnde. verwijsteksten
 
23 38Of men zijn zonde die hij daartegen gezondigd heeft, aan hem zal bekendgemaakt hebben, zo zal hij tot zijn offer brengen 39een geitenbok, een volkomen mannetje.
38 Anders: als of zo zijn zonde, enz.
39 Dat is, een jongen en nog zuigenden bok. Alzo vers 28 een geitenbokkin voor een jonge geit. Insgelijks Lev. 5:6, enz. verwijsteksten
 
24 En hij zal zijn hand op het hoofd van den bok leggen, en 40zal hem slachten in de plaats 41waar men het brandoffer slacht, voor het aangezicht des HEEREN; het is een zondoffer.
40 Namelijk de priester.
41 Te weten voor de deur van de tent der samenkomst. Zie Ex. 29:10, 11. Lev. 1:3. verwijsteksten
 
25 Daarna zal de priester van het bloed des zondoffers met zijn vinger nemen en dat op de hoornen van het altaar des brandoffers doen; dan zal hij zijn bloed aan den bodem van het altaar des brandoffers uitgieten.
26 Hij zal ook al zijn vet op het altaar aansteken, gelijk het vet des dankoffers; zo zal de priester voor 42hem verzoening doen van zijn zonde, en het zal hem vergeven worden.
42 Zie op vers 20. verwijsteksten
 
27 hEn zo enig 43mens 44van het volk des lands 45door afdwaling zal gezondigd hebben, dewijl hij iets doet tegen een van de geboden des HEEREN, dat niet gedaan zou worden, zodat hij schuldig is;
h Num. 15:27. verwijsteksten
43 Hebr. ziel. Zie Lev. 2 op vers 1. verwijsteksten
44 Versta het gewone volk, niet alleen van de Israëlieten, maar ook van de vreemdelingen die door de besnijdenis het volk Gods ingelijfd waren, Ex. 12:49. Num. 15:16. verwijsteksten
45 Zie de verklaring hiervan vers 22. verwijsteksten
 
28 Of men zijn zonde die hij gezondigd heeft, aan hem zal bekendgemaakt hebben, zo zal hij tot zijn offerande brengen een 46jonge geit, een volkomen wijfje, voor zijn zonde die hij gezondigd heeft.
46 Hebr. een geit of bokkin der geiten, dat is, een jonge zuigende geit. Zie op vers 23. verwijsteksten
 
29 En hij zal zijn hand op het hoofd des zondoffers leggen; en men zal dat zondoffer slachten 47in de plaats des brandoffers.
47 Dat is, waar men het brandoffer slacht. Zie Lev. 1 op vers 3. verwijsteksten
 
30 Daarna zal de priester van haar bloed met zijn vinger nemen en het doen op de hoornen van het altaar des brandoffers; dan zal hij al het bloed daarvan aan den bodem van dat altaar uitgieten.
31 iEn al haar vet zal hij afnemen, gelijk als het vet van het dankoffer afgenomen wordt, en de priester kzal het aansteken op het altaar tot een lieflijken reuk den HEERE; en de priester 48zal voor hem verzoening doen, en het zal hem vergeven worden.
i Lev. 3:3, 4, 14. verwijsteksten
k Ex. 29:18. verwijsteksten
48 Zie op vers 20. verwijsteksten
 
32 Maar zo hij een lam voor zijn offerande ten zondoffer brengt, het zal een volkomen wijfje zijn dat hij brengt.
33 En hij zal zijn hand op het hoofd des zondoffers leggen, en 49hij zal dat slachten tot een zondoffer, in de plaats waar men het brandoffer slacht.
49 Te weten de priester. Zie Lev. 1 op vers 5. verwijsteksten
 
34 Daarna zal de priester van het bloed des zondoffers met zijn vinger nemen en zal het doen op de hoornen van het altaar des brandoffers; dan zal hij al het bloed daarvan aan den bodem van dat altaar uitgieten.
35 En al het vet daarvan zal hij afnemen, gelijk als het vet van het lam des dankoffers afgenomen wordt; en de priester zal 50die aansteken op het altaar, 51op de vuuroffers des HEEREN; en de priester zal voor hem verzoening doen over zijn zonde die hij gezondigd heeft, en het zal hem vergeven worden.
50 Te weten vettigheden, die verscheiden waren, gelijk af te leiden is uit vss. 8, 9. verwijsteksten
51 Zie Lev. 3 op vers 5. verwijsteksten

Einde Leviticus 4