Statenvertaling.nl

sample header image

Jesaja 59 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Jesaja 59

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

1 ZIE, de hand des HEEREN is niet verkort, dat zij niet zou kunnen verlossen; en Zijn oor is niet zwaar geworden, dat het niet zou kunnen horen.
2 Maar uw ongerechtigheden maken een scheiding tussen ulieden en tussen uw God, en uw zonden verbergen het aangezicht van ulieden, dat Hij niet hoort.
3 Want uw handen zijn met bloed bevlekt en uw vingers met ongerechtigheid; uw lippen spreken valsheid, uw tong dicht onrecht.
4 Er is niemand die voor de gerechtigheid roept, en niemand die voor de waarheid in het gericht zich begeeft; zij vertrouwen op ijdelheid en spreken leugen; met moeite zijn zij zwanger en zij baren ongerechtigheid.
5 Zij broeden basiliskuseieren uit en zij weven spinnenwebben; die van hun eieren eet, moet sterven; en als het in stukken gedrukt wordt, er berst een adder uit.
6 Hun webben deugen niet tot klederen, en zij zullen zichzelven niet kunnen dekken met hun werken; hun werken zijn werken der ongerechtigheid, en een maaksel des wrevels is in hun handen.
7 Hun voeten lopen tot het kwade en zij haasten om onschuldig bloed te vergieten; hun gedachten zijn gedachten der ongerechtigheid, verstoring en verbreking is op hun banen.
8 Den weg des vredes kennen zij niet en er is geen recht in hun gangen; hun paden maken zij verkeerd voor zichzelven; al wie daarop gaat, die kent den vrede niet.
9 Daarom is het recht verre van ons, en de gerechtigheid achterhaalt ons niet; wij wachten op het licht, maar zie, er is duisternis; op een groten glans, maar wij wandelen in donkerheden.
10 Wij tasten naar den wand gelijk de blinden, en gelijk die geen ogen hebben, tasten wij; wij stoten ons in den middag als in de schemering, wij zijn in woeste plaatsen gelijk de doden.
11 Wij brommen allen gelijk als de beren en wij kirren doorgaans gelijk de duiven; wij wachten naar recht, maar er is geen; naar heil, maar het is verre van ons.
12 Want onze overtredingen zijn vele vóór U, en onze zonden getuigen tegen ons; want onze overtredingen zijn bij ons, en onze ongerechtigheden, die kennen wij;
13 Het overtreden en het liegen tegen den HEERE, en het achterwaarts wijken van onzen God; het spreken van onderdrukking en afval, het ontvangen en het dichten van valse woorden uit het hart.
14 Daarom is het recht achterwaarts geweken, en de gerechtigheid staat van verre; want de waarheid struikelt op de straat, en wat recht is, kan er niet ingaan.
15 Ja, de waarheid ontbreekt er, en wie van het boze wijkt, stelt zich tot een roof; en de HEERE zag het, en het was kwaad in Zijn ogen, dat er geen recht was.
16 Dewijl Hij zag dat er niemand was, zo ontzette Hij Zich, omdat er geen voorbidder was; daarom bracht Hem Zijn arm heil aan, en Zijn gerechtigheid, die ondersteunde Hem.
17 Want Hij trok gerechtigheid aan als een pantsier en den helm des heils zette Hij op Zijn hoofd, en de klederen der wraak trok Hij aan tot kleding, en Hij deed den ijver aan als een mantel.
18 Even naar de werken, even daarnaar zal Hij vergelden, grimmigheid aan Zijn wederpartijders, vergelding aan Zijn vijanden; den eilanden zal Hij het loon vergelden.
19 Dan zullen zij den Naam des HEEREN vrezen van den nedergang, en Zijn heerlijkheid van den opgang der zon; als de vijand zal komen gelijk een stroom, zal de Geest des HEEREN de banier tegen hem oprichten.
20 En er zal een Verlosser tot Sion komen, namelijk voor hen die zich bekeren van de overtreding in Jakob, spreekt de HEERE.
21 Mij aangaande, dit is Mijn verbond met hen, zegt de HEERE: Mijn Geest, Die op U is, en Mijn woorden die Ik in Uw mond gelegd heb, die zullen van Uw mond niet wijken, noch van den mond Uws zaads, noch van den mond van het zaad Uws zaads, zegt de HEERE, van nu aan tot in eeuwigheid toe.

Einde Jesaja 59