Statenvertaling.nl

sample header image

Jesaja 24 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Jesaja 24

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

Een profetie van de verwoesting van het Joodse land, vss. 1, 6, enz. Die den een zowel als den ander zou overkomen, 2. Reden waarom, 5. Het overblijfsel zal God roemen en prijzen, 13. Vermaning tot dankzegging daarvoor, 15. De profeet spreekt wederom van de verstoring van het Joodse volk vanwege deszelfs goddeloosheid, 16, enz. Ook wederom van Gods genade over hetzelve, 21. Heerlijkheid van onzen Heere Jezus Christus in Zijn kerk, 23.
 
Ondergang en heil
1 ZIE, de HEERE maakt 1het land 2ledig en Hij maakt het woest, en Hij keert 3deszelfs gestaltenis om en Hij verstrooit zijn inwoners.
1 Te weten het Joodse land en dergenen die het met de Joden houden. Dit zou geschieden eerst door de Assyriërs, daarna door de Chaldeeën.
2 Of: Hij put het uit.
3 Hebr. zijn aangezicht, dat is, gedaante, gelaat, gestaltenis. Dat is, Hij zal het land met al wat erin is ondersteboven werpen, zodat het hetzelfde land niet gelijken zal.
 
2 En 4gelijk het volk, alzo zal de 5priester wezen; gelijk de knecht, alzo zijn heer; gelijk de dienstmaagd, alzo haar vrouwe; agelijk de koper, alzo de verkoper; gelijk de lener, alzo de ontlener; gelijk de woekeraar, alzo die van welken hij woeker ontvangt.
4 De zin is, dat de ellenden waarvan hij spreekt, allen staten van mensen zullen overkomen, den een zowel als den ander. Zie Hos. 4:9. verwijsteksten
5 Of: overste, of: regent. Het Hebreeuwse woord cohen betekent het ene zowel als het andere. Zie Gen. 41 op vers 45. verwijsteksten
a Ez. 7:12, 13. verwijsteksten
 
3 6Dat land zal 7ganselijk lediggemaakt worden en het zal 8ganselijk beroofd worden; want de HEERE heeft dit woord gesproken.
6 Te weten dat land waarvan vers 1 gesproken wordt. verwijsteksten
7 Hebr. lediggemaakt wordende lediggemaakt worden.
8 Hebr. beroofd wordende beroofd worden, dat is, het zal gans en al beroofd en uitgeplunderd worden.
 
4 Het land treurt, het verwelkt; 9het aardrijk 10kweelt, 10het verwelkt; de hoogsten van het volk des lands 11kwelen.
9 Te weten dat deel des lands waarin Judea ligt.
10 . 10 Te weten van hartzeer en droefenis.
11 Of: zij worden zwak, mat, flauw.
 
5 Want het land is bevlekt 12vanwege zijn inwoners; want zij overtreden de wetten, zij veranderen 13de inzetting, zij vernietigen 14het eeuwig verbond.
12 Anders: onder zijn inwoners. De zin is: Het volk van dit land, te weten van het Joodse land, is zo boos en verdorven, dat het dat land hetwelk het betreedt, bevlekt en ontheiligt.
13 Te weten Gods.
14 Te weten dat verbond, hetwelk God met Abraham en zijn zaad heeft opgericht, en door de besnijdenis heeft bevestigd, Genesis 17, en hetwelk God daarna vernieuwd heeft, Exodus 24. verwijsteksten
 
6 Daarom verteert 15de vloek het land, en die daarin wonen, zullen verwoest worden; daarom zullen de inwoners des lands 16bverbrand worden en er zullen 17weinige mensen overblijven.
15 Die vloek dien de Israëlieten zich hebben onderworpen, als zij met God in het verbond getreden zijn, zich verbindende Zijn wetten en geboden te onderhouden, Exodus 19; 24. Deuteronomium 29. Anders: de eed des vloeks. Van deze manier van spreken zie Gen. 24:41. verwijsteksten
16 Dat is, zij zullen omkomen, hetzij door het vuur of anderszins; of door den brand en de hitte van den toorn Gods.
b Jes. 9:18; 10:16. verwijsteksten
17 Het grootste deel der mensen is gedood of het land uitgevoerd geworden in slavernij. Zie Jes. 1:9; 17:6. verwijsteksten
 
7 De most 18treurt, de wijnstok 19kweelt, allen die blijhartig waren, zuchten.20
18 Te weten omdat hij onnuttelijk van de vijanden zal gedronken en vergoten worden.
19 Dat is, hij verdwijnt of verwelkt, te weten omdat hij van de vijanden zal vertreden en vernield worden.
20 Al de woorden van dit vers en enige der navolgende verzen strekken daartoe, om aan te wijzen dat alles zeer jammerlijk in het land zou toegaan.
 
8 21De cvreugde der trommels 22rust, 23het geluid der vrolijk huppelenden houdt op, 21de vreugde der harp 22rust.
21 . 21 Dat is, de vreugd die men placht te scheppen uit het geluid der trommels en der harpen.
c Jer. 7:34; 16:9; 25:10. Ez. 26:13. Hos. 2:10. verwijsteksten
22 . 22 Dat is, houdt op. Het Hebreeuwse woord betekent zoveel als sabbat houden.
23 Of: het gerommel, het geruis.
 
9 Zij zullen geen wijn drinken 24dmet gezang; de sterke drank zal bitter zijn dengenen die hem drinken.
24 Of: in het gezang, dat is, als zij lustig en vrolijk zijn met zingen en klingen in hun drinkgelagen.
d Jes. 16:10. verwijsteksten
 
10 25De woeste stad is verbroken, al de huizen staan gesloten, 26dat er niemand inkomen kan.
25 Die woest gemaakt zal worden door het geweld harer vijanden, die haar innemen zullen. En versta hier de stad van Jeruzalem, mitsgaders andere steden daaromheen liggende. Zie Jes. 30:14. verwijsteksten
26 Hebr. van inkomen. Vgl. Jes. 23 op vers 1. verwijsteksten
 
11 Er is een klaaglijk geroep op de straten 27om des wijns wil; alle blijdschap 28is verduisterd, de vreugde des lands is heengevaren.
27 Omdat de wijn bedorven is, of omdat er geen meer te bekomen is.
28 Of: heeft haar avond, dat is, zij neemt af, zij heeft haar einde, gelijk het klaarschijnende zonlicht des avonds en des nachts verduistert en vertrekt.
 
12 Verwoesting is in de stad overgebleven, en met gekraak wordt de poort in stukken verbroken.
13 Want in het binnenste van het land, in het midden 29dezer volken 30zal het alzo wezen, 31egelijk de afschudding des olijfbooms, gelijk de nalezingen, wanneer de wijnoogst geëindigd is.
29 Versta hier de stammen van het Joodse volk, alsook de Syriërs, Egyptenaars, Moabieten en andere natiën, tegen dewelke de profeet hierboven geprofeteerd heeft.
30 Of: zal het alzo toegaan; dit zal des lands gelegenheid zijn.
31 De zin is: Gelijk wanneer een olijfboom afgeplukt en de wijnoogst gedaan is, evenwel nog enige olijven aan de bomen, of druiven aan de wijnstokken overblijven; alzo, ofschoon het land zal verwoest en mijn volk zal doodgeslagen en verstrooid worden, zo zullen er nochtans enigen overblijven, dien God de Heere genade zal bewijzen.
e Jes. 17:6. verwijsteksten
 
14 32Die zullen hun stem opheffen, zij zullen vrolijk zingen; vanwege 33de heerlijkheid des HEEREN zullen zij juichen 34van de zee af.
32 Te weten die weinigen die overgebleven zullen zijn en van God genade zullen verkregen hebben.
33 Of: majesteit, of: hoogheid.
34 Dat is, zijnde in verre en vreemde landen, of waar zij anders wezen mogen.
 
15 Daarom, eert den HEERE 35in de valleien, in de eilanden der zee den Naam des HEEREN, des Gods van Israël.
35 Dat is, aan alle plaatsen waar gelovige en godvruchtige personen zijn. Anders: in de vuren, dat is, gij die nog in groot lijden zijt.
 
16 36Van het uiterste einde der aarde horen wij psalmen tot verheerlijking des 37Rechtvaardigen. 38Doch nu zeg ik: 39Ik word mager, ik word mager, wee mij! De trouwelozen handelen trouwelooslijk, en met trouweloosheid handelen de trouwelozen trouwelooslijk.
36 Hebr. Van den vleugel der aarde.
37 Te weten Gods. Zie de voorgaande verzen. Anders: dat den gerechtige een heerlijkheid gegeven zij, te weten al dengenen die God uit genade rechtvaardig maakt, en versta dan door de heerlijkheid de heerlijkheid der kinderen Gods, Rom. 8:30. verwijsteksten
38 Hier begint de profeet wederom te spreken van de verstoring van het Joodse land, alsof hij zeide: Maar als ik aanzie de ongeregeldheid der mensen, en wel wetende dat God dezelve niet altijd zal ongestraft laten, zo spreek ik al klagende, als volgt.
39 Dat is, ik neem mij dit zo ter harte, dat ik verdwijn van treurigheid, aanziende de trouweloosheid van den grootsten hoop mijner landslieden, waarmede zij den toorn Gods over zich verwekken. Anders: Ik teer uit, ik teer uit.
 
17 40fDe vrees en de kuil en 41de strik over u, o inwoner des lands!
40 Zie Ps. 11 op vers 6. In dit 17de vers staan drie Hebreeuwse woorden op één wijze luidende, te weten pachad, pachat, pach, welke aardigheid wij in onze spraak niet kunnen uitdrukken. verwijsteksten
f Jer. 48:43. verwijsteksten
41 Anders: het net.
 
18 En het zal geschieden, 42zo wie 43voor de stem der vrees vlieden zal, gdie zal in den kuil vallen; en die uit 44den kuil opklimt, die zal in den strik gevangen worden; want 45de sluizen in de hoogte zijn opengedaan en de fundamenten der aarde zullen beven.
42 Vgl. Job 20:24, enz. verwijsteksten
43 Dat is, voor de stem der vijanden, die schrik en vrees zullen aanjagen. De mening is: Ofschoon iemand het ene ongeluk ontvlieden zal, zo zal hij toch in een ander vervallen.
g Jer. 48:44. Vgl. Amos 5:19. verwijsteksten
44 Hebr. uit het midden des kuils.
45 Of: spuien, of: sassen. De profeet wil zeggen, dat God Zijn toorn over hen uitstorten en openbaren zou, boven uit den hemel en beneden op de aarde, als ten tijde van den zondvloed geschied is. Anders: vensters. Zie de aant. Gen. 7 op vers 11. verwijsteksten
 
19 46De aarde zal ganselijk verbroken worden, de aarde zal ganselijk vaneengescheurd worden, de aarde zal ganselijk bewogen worden.
46 Hebr. brekende gebroken worden. De zin is: Het zal al bersten en breken, het onderste zal op den aardbodem boven gaan. Doch versta hier eigenlijk die landen waarin de Joden en hun geconfedereerden in die tijden woonden.
 
20 47De aarde zal ganselijk waggelen hgelijk een dronkaard, en zij zal heen en weder bewogen worden igelijk 48een nachthut; en 49haar overtreding zal zwaar op haar zijn, en zij zal vallen en 50niet weder opstaan.
47 Versta hier doorgaans door de aarde of het aardrijk de inwoners des lands.
h Jes. 19:14. verwijsteksten
i Job 27:18. Jes. 1:8. verwijsteksten
48 Die lichtelijk van den wind heen en weder geschud, of ook van de ene plaats op de andere kan gevoerd of gedragen worden. Zie Jer. 9:2. Alzo van de herders, Jes. 1:8, van krijgslieden, Jes. 10:29. verwijsteksten
49 Dat is, de straf harer overtreding.
50 Hebr. niet toedoen op te staan, te weten in zulken treffelijken welstand en heerlijkheid als zij tevoren geweest is.
 
21 En het zal geschieden 51te dien dage, dat de HEERE 52bezoeking doen zal over de heirscharen 53des hogen in de hoogte, en over de koningen des aardbodems op den aardbodem.
51 Dat is, in den tijd van God den Heere daartoe bestemd.
52 Te weten in Zijn toorn, dat is, straffen zal.
53 Of: der hoogheid. Hij wil zeggen, der hoogverheven koningen dezer wereld.
 
22 En zij 54zullen tezamen vergaderd worden gelijk de gevangenen in een put, en zij zullen besloten worden in een gevangenis, maar 55na vele dagen 56weder bezocht worden.
54 Hebr. zij zullen vergaderd worden met de vergadering als een gevangene, dat is, gelijk men de gevangenen in een put vergadert of bij elkander sluit.
55 Hebr. na de veelheid der dagen.
56 Te weten met genade, ten tijde van de toekomst van Christus.
 
23 kEn 57de maan zal schaamrood worden en de zon zal beschaamd worden, als de HEERE der heirscharen 58op den berg Sion regeren zal en te Jeruzalem, en 59voor Zijn oudsten 60zal heerlijkheid zijn.
k Jes. 13:10. Ez. 32:7. Joël 2:31; 3:15. verwijsteksten
57 Dat is, de glans en schone schijn der zon en der maan zullen niet met al zijn, ten aanzien van de heerlijkheid van ons Hoofd Jezus Christus in Zijn kerk, en als Hij komen zal in de heerlijkheid Zijns Vaders.
58 Dat is hier te zeggen: in de christelijke kerk.
59 Die Hij tot voorstanders Zijner kerk is stellende.
60 Anders: zeer heerlijk, of: en daar zal heerlijkheid zijn in de tegenwoordigheid Zijner oudsten.

Einde Jesaja 24