Statenvertaling.nl

sample header image

Prediker 3 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Prediker 3

Dit hoofdstuk voorgelezen (v):

 

Alles heeft een bestemden tijd
1 ALLES heeft een bestemden tijd, en alle voornemen onder den hemel heeft zijn tijd.
2 Er is een tijd om geboren te worden en een tijd om te sterven; een tijd om te planten en een tijd om het geplante uit te roeien;
3 Een tijd om te doden en een tijd om te genezen; een tijd om af te breken en een tijd om te bouwen;
4 Een tijd om te wenen en een tijd om te lachen; een tijd om te kermen en een tijd om op te springen;
5 Een tijd om stenen weg te werpen en een tijd om stenen te vergaderen; een tijd aom te omhelzen en een tijd om verre te zijn van omhelzen; a 1 Kor. 7:5. verwijsteksten
6 Een tijd om te zoeken en een tijd om te laten verloren gaan; een tijd om te bewaren en een tijd om weg te werpen;
7 Een tijd om te scheuren en een tijd om toe te naaien; een tijd om te zwijgen en een tijd om te spreken;
8 Een tijd om lief te hebben en een tijd om te haten; een tijd van oorlog en een tijd van vrede.
9 Wat bvoordeel heeft hij die werkt, van hetgeen dat hij bearbeidt? b Pred. 1:3. verwijsteksten
10 Ik heb gezien de bezigheid die God den kinderen der mensen gegeven heeft om zichzelven daarmede te bekommeren.
11 Hij heeft ieder ding schoon gemaakt op zijn tijd; ook heeft Hij de eeuw in hun hart gelegd, zonder dat een mens het werk dat God gemaakt heeft, kan uitvinden, van het begin tot het einde toe.
12 Ik heb gemerkt dat er niets beters voor henlieden is dan zich te verblijden en goed te doen in zijn leven;
13 Ja ook, dat ieder mens ete en drinke, en het goede geniete van al zijn arbeid. Dit is een gave Gods.
14 Ik weet dat al wat God doet, dat zal in der eeuwigheid zijn; er is niet toe te doen, noch is er af te doen; en God doet dat opdat men vreze voor Zijn aangezicht.
15 Hetgeen dat geweest is, dat is nu, en wat wezen zal, dat is alrede geweest; en God zoekt het weggedrevene.
16 Verder heb ik ook gezien onder de zon, ter plaatse des gerichts, aldaar was goddeloosheid; en ter plaatse der gerechtigheid, aldaar was goddeloosheid.
17 Ik zeide in mijn hart: God zal den rechtvaardige en den goddeloze oordelen, want aldaar is de tijd voor alle voornemen en over alle werk.
18 Ik zeide in mijn hart van de gelegenheid der mensenkinderen, dat God hen zal verklaren, en dat zij zullen zien dat zij als de beesten zijn aan zichzelven.
19 Want wat den kinderen der mensen wedervaart, dat wedervaart ook den beesten, en enerlei wedervaart hun beiden; gelijk die sterft, alzo sterft deze, en zij allen hebben enerlei adem, en de uitnemendheid der mensen boven de beesten is geen; want allen zijn zij ijdelheid.
20 Zij gaan allen naar één plaats, zij czijn allen uit het stof en zij keren allen weder tot het stof. c Gen. 3:19. verwijsteksten
21 Wie merkt dat de adem van de kinderen der mensen opvaart naar boven, en de adem der beesten nederwaarts vaart in de aarde?
22 Dies ik gezien heb dat er niets beters is dan dat de mens zich verblijde van zijn werken, want dat is zijn deel; want wie zal hem daarheen brengen, dat hij ziet hetgeen dat na hem geschieden zal?

Einde Prediker 3