Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Alles heeft een bestemden tijd |
1 ALLES heeft een bestemden tijd, en alle voornemen onder den hemel heeft zijn tijd. |
2 Er is een tijd om geboren te worden en een tijd om te sterven; een tijd om te planten en een tijd om het geplante uit te roeien; |
3 Een tijd om te doden en een tijd om te genezen; een tijd om af te breken en een tijd om te bouwen; |
4 Een tijd om te wenen en een tijd om te lachen; een tijd om te kermen en een tijd om op te springen; |
5 Een tijd om stenen weg te werpen en een tijd om stenen te vergaderen; een tijd aom te omhelzen en een tijd om verre te zijn van omhelzen; a 1 Kor. 7:5. |
a 1 Kor. 7:5 Onttrekt u elkander niet, tenzij dan met beider toestemming voor een tijd, opdat gij u tot vasten en bidden moogt verledigen; en komt wederom bijeen, opdat u de satan niet verzoeke, omdat gij u niet kunt onthouden. |
6 Een tijd om te zoeken en een tijd om te laten verloren gaan; een tijd om te bewaren en een tijd om weg te werpen; |
7 Een tijd om te scheuren en een tijd om toe te naaien; een tijd om te zwijgen en een tijd om te spreken; |
8 Een tijd om lief te hebben en een tijd om te haten; een tijd van oorlog en een tijd van vrede. |
9 Wat bvoordeel heeft hij die werkt, van hetgeen dat hij bearbeidt? b Pred. 1:3. |
b Pred. 1:3 Wat voordeel heeft de mens van al zijn arbeid dien hij arbeidt onder de zon? |
10 Ik heb gezien de bezigheid die God den kinderen der mensen gegeven heeft om zichzelven daarmede te bekommeren. |
11 Hij heeft ieder ding schoon gemaakt op zijn tijd; ook heeft Hij de eeuw in hun hart gelegd, zonder dat een mens het werk dat God gemaakt heeft, kan uitvinden, van het begin tot het einde toe. |
12 Ik heb gemerkt dat er niets beters voor henlieden is dan zich te verblijden en goed te doen in zijn leven; |
13 Ja ook, dat ieder mens ete en drinke, en het goede geniete van al zijn arbeid. Dit is een gave Gods. |
14 Ik weet dat al wat God doet, dat zal in der eeuwigheid zijn; er is niet toe te doen, noch is er af te doen; en God doet dat opdat men vreze voor Zijn aangezicht. |
15 Hetgeen dat geweest is, dat is nu, en wat wezen zal, dat is alrede geweest; en God zoekt het weggedrevene. |
16 Verder heb ik ook gezien onder de zon, ter plaatse des gerichts, aldaar was goddeloosheid; en ter plaatse der gerechtigheid, aldaar was goddeloosheid. |
17 Ik zeide in mijn hart: God zal den rechtvaardige en den goddeloze oordelen, want aldaar is de tijd voor alle voornemen en over alle werk. |
18 Ik zeide in mijn hart van de gelegenheid der mensenkinderen, dat God hen zal verklaren, en dat zij zullen zien dat zij als de beesten zijn aan zichzelven. |
19 Want wat den kinderen der mensen wedervaart, dat wedervaart ook den beesten, en enerlei wedervaart hun beiden; gelijk die sterft, alzo sterft deze, en zij allen hebben enerlei adem, en de uitnemendheid der mensen boven de beesten is geen; want allen zijn zij ijdelheid. |
20 Zij gaan allen naar één plaats, zij czijn allen uit het stof en zij keren allen weder tot het stof. c Gen. 3:19. |
c Gen. 3:19 In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aarde wederkeert, dewijl gij daaruit genomen zijt; want gij zijt stof en gij zult tot stof wederkeren. |
21 Wie merkt dat de adem van de kinderen der mensen opvaart naar boven, en de adem der beesten nederwaarts vaart in de aarde? |
22 Dies ik gezien heb dat er niets beters is dan dat de mens zich verblijde van zijn werken, want dat is zijn deel; want wie zal hem daarheen brengen, dat hij ziet hetgeen dat na hem geschieden zal? |