Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Uza’s onbedachtzaamheid |
1 DAARNAa verzamelde David wederom alle uitgelezenen in Israël, dertigduizend. a 1 Kron. 13:5, enz. |
a 1 Kron. 13:5 David dan vergaderde gans Israël van den Egyptischen Sichor af tot waar men komt te Hamath, om de ark Gods te brengen van Kirjath-Jeárim. |
2 En David maakte zich op en ging heen met al het volk dat bij hem was, van Baälim-Juda, om vandaar op te brengen de ark Gods, bij dewelke de Naam wordt aangeroepen, de Naam des HEEREN der heirscharen, Die daarop woont tussen de cherubs. |
3 En zij voerden de ark Gods op een bnieuwen wagen en haalden ze uit het chuis van Abinádab, dat op een heuvel is; en Uza en Ahío, Abinádabs zonen, leidden den nieuwen wagen. b 1 Sam. 6:7, 8, enz. c 1 Sam. 7:1. |
b 1 Sam. 6:7 Nu dan, neemt en maakt een nieuwen wagen, en twee zogende koeien, op dewelke geen juk gekomen is; spant de koeien aan den wagen en brengt haar kalveren van achter haar weder naar huis. 1 Sam. 6:8 Neemt dan de ark des HEEREN en zet ze op den wagen, en legt de gouden kleinodiën, die gij Hem ten schuldoffer vergelden zult, in een koffertje aan haar zijde; en zendt ze weg, dat ze heenga. c 1 Sam. 7:1 TOEN kwamen de mannen van Kirjath-Jeárim en haalden de ark des HEEREN op en zij brachten ze in het huis van Abinádab op den heuvel; en zij heiligden zijn zoon Eleázar, dat hij de ark des HEEREN bewaarde. |
4 Toen zij hem nu uit het huis van Abinádab dat op den heuvel is, met de ark Gods wegvoerden, zo ging Ahío voor de ark heen. |
5 En David en het ganse huis Israëls speelden voor het aangezicht des HEEREN met allerlei snarenspel van dennenhout, als met harpen en met luiten en met trommels, ook met schellen en met cimbalen. |
6 dAls zij nu kwamen tot aan Nachons dorsvloer, zo strekte Uza zijn hand uit aan de ark Gods en hield ze, want de runderen struikelden. d 1 Kron. 13:9. |
d 1 Kron. 13:9 Toen zij aan den dorsvloer van Chidon gekomen waren, zo strekte Uza zijn hand uit om de ark te houden, want de runderen struikelden. |
7 Toen ontstak de toorn des HEEREN tegen Uza en God sloeg hem aldaar om deze onbedachtzaamheid; en hij stierf aldaar bij de ark Gods. |
8 En David ontstak, omdat de HEERE een scheur gescheurd had aan Uza; en hij noemde dezelve plaats Pérez-Uza, tot op dezen dag. |
9 En David vreesde den HEERE ten zelven dage, en hij zeide: Hoe zal de ark des HEEREN tot mij komen? |
10 David dan wilde de ark des HEEREN niet tot zich laten verbrengen in de stad Davids; maar David deed ze afwijken in het huis van Obed-Edom, den Gethiet. |
11 En de ark des HEEREN bleef in het huis van Obed-Edom, den Gethiet, drie maanden; een de HEERE zegende Obed-Edom en zijn ganse huis. e 1 Kron. 13:14. |
e 1 Kron. 13:14 Alzo bleef de ark Gods bij het huisgezin van Obed-Edom, in zijn huis, drie maanden; en de HEERE zegende het huis van Obed-Edom en alles wat hij had. |
De ark in Jeruzalem gebracht |
12 Toen boodschapte men den koning David, zeggende: De HEERE heeft het huis van Obed-Edom en al wat hij heeft, gezegend om der ark Gods wil. Zo ging David heen en haalde de ark Gods uit het huis van Obed-Edom opwaarts in de stad Davids, met vreugde. |
13 En het geschiedde als zij die de ark des HEEREN droegen, zes treden voortgetreden waren, dat hij ossen en gemest vee offerde. |
14 En David huppelde met alle macht voor het aangezicht des HEEREN; en David was omgord met een linnen lijfrok. |
15 Alzo brachten David en het ganse huis Israëls de ark des HEEREN op, met gejuich en met geluid der bazuin. |
16 En het geschiedde als de ark des HEEREN in de stad Davids kwam, dat Michal, Sauls dochter, door het venster uitzag. Als zij nu den koning David zag springende en huppelende voor het aangezicht des HEEREN, verachtte zij hem in haar hart. |
17 Toen zij nu de ark des HEEREN inbrachten, stelden zij die in haar fplaats, in het midden der tent, die David voor haar gespannen had; en David offerde brandoffers voor des HEEREN aangezicht, en dankoffers. f 1 Kron. 15:1; 16:1. |
f 1 Kron. 15:1 EN David maakte zich huizen in zijn stad; en hij bereidde voor de ark Gods een plaats en spande een tent voor haar. 1 Kron. 16:1 TOEN zij de ark Gods inbrachten, zo stelden zij ze in het midden der tent welke David voor haar gespannen had; en zij offerden brandoffers en dankoffers voor het aangezicht Gods. |
18 Als David geëindigd had het brandoffer en de dankoffers te offeren, gzo zegende hij het volk in den Naam des HEEREN der heirscharen. g 1 Kron. 16:2. |
g 1 Kron. 16:2 Als David het brandoffer en de dankoffers geëindigd had te offeren, zo zegende hij het volk in den Naam des HEEREN. |
19 En hij deelde uit aan het ganse volk, aan de ganse menigte Israëls, van de mannen tot de vrouwen toe, aan een iegelijk een broodkoek en een schoon stuk vlees en een fles wijn. Toen ging al dat volk heen, een iegelijk naar zijn huis. |
20 Als nu David wederkwam om zijn huis te zegenen, ging Michal, Sauls dochter, uit, David tegemoet en zeide: Hoe is heden de koning van Israël verheerlijkt, die zich heden voor de ogen van de dienstmaagden zijner dienstknechten heeft ontbloot, gelijk een van de ijdele lieden zich onbeschaamdelijk ontbloot! |
21 Maar David zeide tot Michal: Voor het aangezicht des HEEREN, Die mij verkoren heeft vóór uw vader en vóór zijn ganse huis, mij instellende tot een voorganger over het volk des HEEREN, over Israël; ja, ik zal spelen voor het aangezicht des HEEREN. |
22 Ook zal ik mij nog geringer houden dan alzo, en zal nederig zijn in mijn ogen, en met de dienstmaagden, waarvan gij gezegd hebt, met dezelve zal ik verheerlijkt worden. |
23 Michal nu, Sauls dochter, had geen kind, tot den dag van haar dood toe. |